dinsdag 16 december 2008

Nieuwe website

Als je even geen zin hebt om iets over moeders of kinderen te lezen: ga naar mijn nieuwe site sanne bloemink
Op deze site schrijf ik van nu af aan meer algemene stukken over het leven in New York.

vrijdag 5 december 2008

Sports and genetics

Sinds kort is het mogelijk om je kind genetisch te laten testen op aangeboren sporttalent. Voor welke sporten heeft jouw kind aanleg en voor welke sporten totaal niet. Toch handig om te weten of de voetbalclub weggegooid geld is, of juist het begin van een leven als topvoetballer. Want iedereen begrijpt: om gewoon lol hebben gaat het natuurlijk allang niet meer.
In dit artikel in de New York Times wordt opvallend genoeg met name ingegaan op de vraag hoe betrouwbaar de test is en niet op de vraag hoe wenselijk het is om kinderen aan dergelijke testen te onderwerpen. Zo'n test lijkt me echt iets voor de New Yorkse hypermama...
artikel genetische test sporttalent kinderen.

dinsdag 2 december 2008

Outerspace

Vroeg of laat wordt iedere ouder geconfronteerd met de vraag der vragen: “Mama, wat is dood? Ga ik ook dood? En jij? Wanneer ga jij dood?” Het liefst zou je natuurlijk willen zeggen dat dit allemaal maar een verzinsel is, net als monsters en trollen, en dat dit alleen voorkomt in boeken en films. Dat we gewoon voor altijd gezellig bij elkaar zullen blijven en dat hij zich dus nergens zorgen over hoeft te maken. Maar ja, helaas…

Dus begin ik braaf te vertellen dat mensen oud worden en dan niet meer verder kunnen en ook vaak niet meer willen leven. “Dus alleen als ze heel erg oud zijn?” Dit neemt zichtbaar de grootste urgentie van het probleem weg. Waarop ik toch moet toegeven dat het heel soms zelfs kan gebeuren als mensen nog niet zo oud zijn. Ik zie de verschrikte blik in zijn ogen en wilde dat ik het terug kon nemen. Mijn eigen vader vertelde mij ooit dat iedereen onder de achttien jaar niet dood kon gaan. Een keiharde leugen die mij toch zo’n jaar of tien vrij succesvol van het onderwerp af heeft gehouden. Had ik dat misschien beter kunnen zeggen?

Nog moeilijker wordt het wanneer hij er met klem op aandringt dat de details van de dood door mij worden ingevuld. Het onderwerp God en de hemel komt in dit verband eerst, want daar heeft hij op school iets over gehoord. Op dit moment zou ik er een miljoen voor geven om gelovig te zijn en een knus verhaal te kunnen vertellen over de hemel, waar alles geschilderd is in mooie kleuren, en waar iedereen elkaar na de dood weer terugziet. In plaats daarvan kan ik alleen maar stamelen dat je er niet meer bent, als je dood bent. Ik begrijp dat het een enorm teleurstellend antwoord is. Ikzelf kan er al niets mee, laat staan mijn vierjarige J. “Als je er niet meer bent, dan moet je dus heel ver weg zijn, misschien wel in…“outerspace””, zegt hij samenzweerderig. Okay, vooruit. Ik zeg het gewoon: “Ja, misschien wel in outerspace, dat weten we niet. Dat zou kunnen, lief” Voorlopig is hij hier even tevreden mee en vijf minuten later meldt hij: “Mama, het is niet erg als jij doodgaat. Want dan ben je in outerspace en dan bouw ik een rocketship en kom ik je daar gewoon ophalen!” Hij kijkt ontzettend blij en ik laat het zo.

woensdag 29 oktober 2008

A Father's Job is never Done

De eerste reacties op mijn boek "Hypermama" komen binnen en opvallend is hoe veel moeders vinden dat de vaders nu maar eens in actie moeten komen. Waarom staat er geen hyperpapa naast de hypermama? Helemaal mee eens natuurlijk; de hamvraag is alleen: hoe kunnen vaders meer betrokken raken bij huishouden en kinderen? Al jaren roept men braaf dat vaders meer zorg- en opvoedtaken op zich moeten nemen, maar als puntje bij paaltje komt, verandert er maar weinig.

Een begin zou in ieder geval kunnen worden gemaakt in de politiek. Op vaderdag riep Obama bijvoorbeeld alle vaders op om hun opvoedtaak serieus te gaan nemen. speech Obama Met name African-American vaders moesten volgens hem nu eindelijk eens met hun kinderen aan de slag. Zijn aanval op deze "fathers AWOL" (away without leaving) werd in sommige African-American kringen niet bepaald gewaardeerd, maar grote groepen waren het roerend met hem eens. De afwezigheid van vaders, in letterlijke of figuurlijke zin, is een van de grootste problemen van de Verenigde Staten. Daarbij moeten vaders volgens Obama beginnen om kritisch naar zichzelf te kijken, waarbij ze zouden kunnen worden ondersteund door bepaalde overheidsmaatregelen. In New York is onlangs bijvoorbeeld het NYC Dads program gestart, dat oa bestaat uit opvoedcursussen voor vaders en een uitgebreide reclamecampagne met adviezen voor vaders. NYC Dads De posters hangen nu door de hele stad. "Be a role model". "Kiss and hug" of "Listen". Vrijwel alle vadermodellen op de posters zijn zwart. Het is begrijpelijk, omdat in de African-American gemeenschap de afwezigheid van vaders wel heel erg urgent is, maar het maakt het voor blanke vaders ook makkelijk om zich niet aangesproken te voelen. Terwijl deze adviezen ook aan hen welbesteed zijn. Al die rijke Manhattan papa's zouden ook wel eens wat meer tijd met hun kinderen mogen doorbrengen. Toch lijkt de praktijk zoveel weerbarstiger.

In mijn boek ga ik in op de druk waaronder vaders dikwijls staan: de druk om maatschappelijk te presteren, de druk om een zo hoog mogelijk consumptieniveau voor het gezin te garanderen, de druk om een échte vent te zijn die financieel voor zijn gezin zorgt. Want naast de moederideologie is er net zo goed een vaderideologie. Een ideologie die vaders voorschrijft dat, hoewel je misschien heel hip met je baby in een draagzak door het Vondelpark mag struinen, je tegelijkertijd wél moet zorgen voor dat mooie huis met aparte slaapkamers voor de kinderen, voor die auto voor de deur en voor de jaarlijkse zomervakantie en soms ook nog wintersport.

Vaders én moeders zijn in veel gevallen niet bereid om écht een stapje terug te doen om vaders meer thuis te kunnen laten zijn. Want als een enkele hyperpapa écht moeite doet, kan hij vast wel vier dagen werken. Punt is alleen dat hij in veel werkkringen dan minder serieus wordt genomen, minder kansen op promotie heeft, hij zich daardoor wellicht een mindere kerel voelt, en dat moeders daardoor uiteindelijk vaak ook niet blijven aandringen. Bovendien willen ze allebei wél nog elk jaar op vakantie.

Daar komt bij dat moeders het vaak maar wat moeilijk vinden om echt taken over te dragen. Als papa met de kinderen naar de dierentuin gaat, blijft mama checken of de kinderjassen wel warm genoeg zijn, of hij de juiste billendoekjes in de luiertas heeft gestopt of dat genoeg poedermelk is ingepakt. Hij krijgt niet eens de kans om fouten te maken (en daar van te leren), want zij houdt de controle. Dat begint vaak in de babyjaren en wordt daarna een leidraad voor later. Belangrijk dus voor vaders en moeders om daar vanaf het begin op te letten en bewust een poging te doen om niet in een automatische rolverdeling te vervallen.

Ten slotte lijken mij die adviezen op de posters een goed begin. Obama riep dat sommige vaders dachten dat hun rol na de conceptie was uitgespeeld, maar eerder zou het net zo moeten zijn als de moederbaan. Zoals één van de posters zegt: "A father's job is never done".

vrijdag 17 oktober 2008

Hypermama

Ik beloof dat dit de laatste keer is... Nog éénmaal val ik jullie lastig met de promotie van mijn boek Hypermama, de valkuilen van het moderne moederschap. Vanaf vandaag ligt het in Nederland in de boekwinkel, dus iedereen kan het kopen.
Voor de lezers in New York verwijs ik naar de online boekhandels waaronder Dizzie en Bruna. Ook wijs ik hen op de bijeenkomst op 18 november bij de Nederlandse club in New York waarover informatie volgt per mail en waar bezoekers hoogst waarschijnlijk kunnen intekenen om het boek te ontvangen.

Het lukt mij niet om de stukken in NRC, Groene, Volkskrant en Parool hier te linken, maar wel kan ik verwijzen naar het interview op radio 1 van gisteren voor het programma Villa VPRO.

Tot zover, volgende week weer een "gewoon" stukje van mij op deze site!

donderdag 2 oktober 2008

Early Intervention

Een tijdje geleden nam ik mijn dochtertje T (anderhalf) mee naar de kinderarts voor een algemene check-up (vergelijkbaar met een bezoek aan het consultatiebureau in Nederland) Ze werd gewogen, gemeten en ze kreeg een paar prikjes in haar mollige dijbeentjes. Daarna volgde een aantal vragen. At ze goed? Sliep ze goed? Praatte ze goed?
“Nou ja, praten”, zei ik, “Ze zegt papa, en mama”
“Hmmm, what about animal sounds?”, vroeg de dokter met een diepe frons op haar voorhoofd. Ik had meteen door dat er iets niet helemaal in de haak was. Ze wees een aantal dieren aan in een boek en vroeg “The cow goes….? The chicken goes…?” T kraaide telkens als ze er één aanwees” "Baby!” riep ze enthousiast. Ik was vergeten de dokter te vertellen dat baby het derde woord is dat ze kent. Ze stelde nog een paar vragen en telkens reageerde T met gebaren en kreetjes. Maar géén dierengeluiden. En nog erger: geen woordjes…
“Okay, I will refer her to a speech therapist”, zei de dokter kalm en ze maakte een aantekening in T’s dossier. Ik schrok. Spraaktherapie? Was dat nou echt nodig?
“Is there someting wrong with her?” vroeg ik bezorgd. Ze heeft op heel jonge leeftijd al een ernstige operatie gehad en daardoor maak ik me nog steeds sneller zorgen bij haar.
“Nee hoor, ik denk dat er helemaal niets met haar aan de hand is”, stelde ze me gerust. “Dit komt héél vaak voor: ze is het tweede kind, volwassenen praten vaak minder tegen een tweede. Bovendien wordt ze tweetalig opgevoed. Genoeg redenen dat ze iets achterloopt.” Maar waarom dan die spraaktherapie? Ik snapte er niets van.

Ze vertelde me geduldig over het early intervention programma in New York. Alle kinderen onder de drie jaar met wat voor vorm van een ontwikkelingsachterstand dan ook, krijgen gratis begeleiding door specialisten, op kosten van de overheid. “Het kost niets!”, riep ze blij.
Op zich natuurlijk een heel mooi programma dat kinderen in de eerste jaren kan helpen en dat gratis wordt aangeboden aan álle ouders. Zeker in een land waar kinderen op grote schaal medische zorg ontberen in verband met een volledig geprivatiseerd en niet functionerend systeem van ziektekostenverzekeringen. Genoeg ouders die hun kind niet naar een dokter kúnnen brengen in verband met de kosten. Maar waarom biedt mijn kinderarts dit aan, terwijl ze ervan overtuigd is dat er niets mis is met mijn dochter? Ik besloot het haar te vragen.

“Hey, you know, it is free, and you never know how it may help your daughter get into one of the better elite schools in the city… A speech therapist will practice with her a lot...” Ze knipoogde samenzweerderig naar me. Aha, daar kwam de aap uit de mouw. Ze dacht mij een gunst te doen met haar verwijzing naar de spraaktherapeut om T daarmee een concurrentievoordeeltje te geven op de scholenmarkt! Het blijkt wéér een ander onderdeel van de doorgedraaide competitie onder kinderen, die hier al zo vroeg begint. Toen ik later om me heen vroeg, bleek dit alles heel gebruikelijk te zijn. Er bleken zelfs ouders te zijn die er een moord voor doen om hun kind te laten scoren ergens “on the spectrum”. Dit spectrum heeft betrekking op de verschillende gradaties van autisme. Als jouw kind symptomen vertoont van de meest lichte vorm van autisme, krijgt het toch al de diagnose “on the spectrum” en dit levert een verwijzing op naar het gratis early intervention programma. Die extra aandacht van specialisten levert jouw kind misschien wel net die “competitive edge” op, zo denken ouders. (Geen wonder dat in de VS sprake is van een autisme epidemie, schoot meteen door me heen.) Een diagnose van een lichte vorm van autisme kan blijkbaar soms een voordeel zijn voor de ouders van een kind. Omdat ouders hier nu eenmaal niets liever willen dan ingrijpen in de ontwikkeling van hun kind om zo de kansen op maatschappelijk succes later te verhogen. Weer een manier om hun kind te "maken". En hoe eerder, hoe beter. De term alleen al: early intervention; ouders smullen ervan.

Ik liep de spreekkamer van de dokter uit met T en voelde me misselijk. Ik woon in een stad waar ouders elkaar beconcurreren met ontwikkelingsachterstanden van hun kinderen en de daarmee samenhangende aandacht van specialisten voor hun kinderen. Natuurlijk heb ik T nooit naar de spraaktherapie gebracht. En nog steeds kent ze geen dierengeluiden. Heel recalcitrant heb ik ons boekje met boerderijdieren zelfs achterop de plank laten liggen. Ik weiger om nu als een New Yorkse hypermama die dierengeluiden erin te rammen. We halen alles later wel in en dan beginnen we gewoon direct met Nietzche….

donderdag 11 september 2008

Pit Bul Feminisme

Susan Douglas is professor communicatie aan de Universiteit van Michigan en auteur van The Mommy Myth: The Idealization of Motherhood and How it Has Undermined Women(2004) Ook zij ergert zich aan de stoere praat van Sarah Palin en legt uit hoe het de belangen van moeders in de Verenigde Staten ondermijnt. Verder gaat ze in op de hypocrisie van de Republikeinse partij die nu plotseling warm pleitbezorgers lijken van werkende moeders en zwangere tienerdochters. Lees hier haar interessante column over Pit Bul Feminism.
pitbul feminism

dinsdag 9 september 2008

HYPERMAMA

Half oktober ligt mijn boek in de boekhandel! Het heet HYPERMAMA, de valkuilen van het moderne moederschap en wordt uitgegeven door Meulenhoff. Voor meer informatie, klik op de link hieronder.
hypermama

Motherhood and Politics: Sarah Palin

De laatste keer schreef ik over het grote belang van supermom Michelle Obama, maar inmiddels hebben moeders in dit land er een nieuw rolmodel bij gekregen in de vorm van Sarah Palin. Of niet?

Beautyqueen met hippe bril
De verkiezingen zijn al lange tijd reuze spannend, zeker nu Mc Cain en Obama nek aan nek liggen, maar na de keuze van Mc Cain voor Sarah Palin als running mate wordt het nu echt smullen. Mc Cain is niet bepaald een opzwepende spreker met zijn grijze haar en zijn grijs gedraaide plaat van straight talk (die de laatste weken telkens neerkomt op een reactie op alles wat Obama zegt en doet, zonder zelf echt met een nieuw idee te komen), maar de voormalige beautyqueen Palin met haar hippe bril compenseert een hoop. (De verkoop van dergelijke brillen schijnt explosief te zijn gestegen.) We kunnen ons de afgelopen week in de gerenommeerde pers, maar ook in de tabloids onbeperkt tegoed doen aan roddels en waarheden over haar leven. En er is een hoop om over te praten…

“Happy clap” kerk
Ten eerste is daar natuurlijk het feit dat ze de droomkandidaat is van de Amerikaanse evangelicals, de diepreligieuze christenen in dit land. Zo is ze tegen abortus, óók als een meisje het slachtoffer is van verkrachting of incest. (Zelfs Bush vond dat in dit geval toch een uitzondering moest gelden, hoewel hij deze uitzondering niet in wetgeving vast wilde leggen.) Ze hoorde tot een aantal jaren geleden bij de kerk van de Pinkstergemeente, een soort “happy clap”-kerk waar men zich direct laat “aanraken door God” en “in tongen praat”, of terwijl: onder invloed van die aanraking met God allerlei wartaal uitslaat. Uiteraard is het voor de evangelicals een feest om de extreme ideeën over abortus uit de mond te horen van een succesvolle werkende moeder; overtuigender kan haast niet! Voor alle ongewenst zwangere tienermoeders met nauwelijks middelen om in het onderhoud van zichzelf, laat staan een baby, te voorzien, is het uiteraard een minder groot feest…

Hockeymom

Interessant is de manier waarop ze haar moederschap met politiek verbindt. In de New York Times stond hierover het volgende artikel fusing motherhood and politics Palin verklaart zelf dat ze een “hockey mom” is (een thuisblijfmoeder die haar kinderen in haar minivan van hot naar her rijdt) en ook Mc Cain schuift haar moederschap naar voren als een van haar belangrijke kwaliteiten. Als je haar verhaal hoort, lijkt ze echter niet zozeer op een hockey mom als wel op een ijzeren dame met een enorm doorzettingsvermogen. Zo heeft ze vijf kinderen, haar laatste kind Trig is geboren met het syndroom van Down. Een maand vóór haar bevalling vertelde ze pas aan haar collega’s én haar familie dat ze zwanger was, omdat ze niet wilde dat getwijfeld zou worden aan haar capaciteiten als gouverneur van Alaska. Inmiddels gebruikt ze Trig overigens juist om zich politiek te profileren als een pleitbezorgster voor gehandicapte kinderen. Vóór de bevalling echter hield ze haar buik verborgen onder modieuze lange sjaals en andere verhullende kleding. Terwijl haar vliezen al waren gebroken, vloog ze nog even naar een belangrijke bijeenkomst waar ze een toespraak hield. Vervolgens vloog ze naar het ziekenhuis in haar woonplaats in Alaska om te bevallen. Drie dagen na de bevalling zat ze weer achter haar bureau. Bij haar vorige kind was dit één dag na de bevalling. Zelf zegt ze hierover: “To any critics who say a woman can’t think and work and carry a baby at the same time, I’d just like to escort that Neanderthal back to the cave.” Krachtige taal. Vrouwen aan de top!!! De hoop van Mc Cain is natuurlijk dat Palin een belangrijk deel van de Democratische Hillary-stemmers zal aantrekken. En wellicht is een deel van die stemmers inderdaad wel zó blij dat er toch een vrouw verkiesbaar is dat ze om haar Republikeins zullen stemmen.

Kenaugedrag voorbeeld voor werkende moeders?
Maar andere democratische Hillary-stemmers zijn juist beledigd dat gedacht wordt dat zij zouden switchen van Hillary naar Sarah. Zij vragen zich of hoe ze dit allemaal klaarspeelt en wat voor voorbeeld ze eigenlijk stelt aan werkende moeders. En terecht. Het is opmerkelijk dat ze voortdurend heeft doorgewerkt en eigenlijk niemand “last” heeft gehad van haar zwangerschap. Het zal wel een soort buitenaards wezen zijn, denk ik dan. Maar is dit een goed voorbeeld voor moeders? Betekent dit dat andere vrouwen het dus ook zo moeten doen als ze het willen maken in de politiek? Ik hoop het niet. Hoewel ik geen politieke aspiraties heb, zou ik het erg vervelend vinden om me te realiseren dat dergelijk Kenaugedrag een noodzakelijke voorwaarde is voor een succesvolle combinatie van werk en moederschap. Dit lijkt echter in de Verenigde Staten wel het uitgangspunt. Als je ziet hoe gebrekkig vrouwen hier worden ondersteund vóór en na de bevalling (geen ouderschapsverlof, nauwelijks bevallingsverlof, geen terugkeergarantie in de oude baan na de bevalling, etc.), dan bevestigt Sarah Palin dat de huidige regelgeving uitstekend voldoet en wijzigingen niet nodig zijn. Hoewel een enorm aantal vrouwen in de Verenigde Staten een gevecht levert om werk en moederschap te combineren en een groot aantal, juist hoogopgeleide vrouwen, het opgeven na de geboorte van hun eerste of tweede kind en zich, zodra ze het zich kunnen veroorloven, terugtrekken in de wereld van de stay home moms.

Have it all…
De vreemde situatie doet zich nu voor dat de Republikeinen, in het algemeen toch eerder fans van de stay home mom dan van de werkende moeder, zich nu in alle bochten wringen om te laten zien dat het heel goed mogelijk is voor werkende moeders: to have it all. Vijf kinderen en een veeleisende baan. En nog diepreligieus ook! Het enige voordeel is dat wederom de positie van werkende moeders uitgebreid in de belangstelling staat in de Verenigde Staten, maar de campagne van Mc Cain wordt er uiteindelijk alleen maar nóg minder geloofwaardig van. De vraag is of dit uitmaakt. Feit is dat alle aandacht is verschoven van Obama en Michelle naar Sarah en haar pasgeboren zoontje Trig. En geef toe: ze ziet er wel bijzonder koket uit met haar brede lach en die kekke bril….

maandag 30 juni 2008

Michelle for President!

Barack Obama schijnt nu serieus geld te gaan uitgeven aan zijn presidentscampagne. Advertenties en commercials zijn hierbij cruciaal. In feite moet Obama een soort merk worden waar iedereen zich in kan herkennen: jong en oud, blank en zwart, man en vrouw. Belangrijk bij de opbouw van dit merk is ook het gezin van Obama en in het bijzonder natuurlijk zijn vrouw, Michelle.

Het begon allemaal niet al te best. Michelle Obama bestond het om voor het oog van duizenden camera’s te verkondigen dat zij nú pas kon zeggen dat ze trots was op haar land. Nu haar man zich verkiesbaar had gesteld dus. Niet bepaald een handige opmerking in een land waar elke politieke speech wordt afgesloten met: ”God bless America” en vrijwel iedere Amerikaan, liberaal of conservatief, regelmatig verwijst naar de VS als “Our great nation”. Zonder te lachen. Of de VS nu mensen martelt zonder eerlijk proces, of het nu landen binnenvalt met een leugenachtige reden, of het nu de grootste economische ongelijkheid heeft van de westerse wereld; je hoort als Amerikaan gewoon ALTIJD trots te zijn op je land. (Rita Verdonk zou ervan zwijmelen)

Het beschadigde imago van Michelle moet dus worden hersteld. Hoog tijd voor een charmeoffensief. Als onderdeel van dit offensief heeft de campagneleiding blijkbaar besloten om Michelle van nu af aan alleen nog maar af te schilderen als de ideale moeder. Een wijze beslissing, want waarschijnlijk zal een flink aantal kiezers zich (helaas) eerder laten leiden door Michelle’s kwaliteiten als perfecte moeder dan door de oorlog in Irak of de economische crisis waar het land zich in begeeft.

Zelfs in het tijdschrift Us Weekly, dat normaal elke week wordt gevuld met Brangelina en Brit, stond afgelopen week een uitgebreide special over Michelle. (“Why he loves her”). Us is een soort Amerikaanse Privé, die wordt gelezen door een enorm aantal Amerikaanse vrouwen van verschillende rangen en standen. (en zo nu en dan een Nederlandse vrouw in New York met een ernstige behoefte aan een roddelblad…) Ik ga er eens even goed voor zitten.

Eerst lees ik over haar leven voordat ze moeder werd. Michelle was als meisje slim en knap, ze ging naar de topuniversiteiten Princeton en Harvard, waar ze “one of the cute girls” was, gevolgd door een baan bij een topadvocatenkantoor in Chicago. Daar ontmoette ze de zomerstagiaire Barack, die ook aan Harvard studeerde, en ze raakte verliefd.
Uiteraard heeft ze haar topbaan inmiddels aan de wilgen gehangen. Het bijstaan van een partner bij de een presidentscampagne is al meer dan een fulltime baan. Ze helpt hem overal, treedt zelf ook regelmatig op en doet er alles aan om haar man verkozen te krijgen.

Toch zijn haar kinderen het meest belangrijk voor haar. Al vanaf dat vrienden haar kennen, wilde Michelle moeder worden. Haar droom werd niet direct bewaarheid, want ze had moeite om zwanger te raken. Maar inmiddels heeft ze dan toch twee dochters. Ze had misschien een topbaan als advocaat, maar ze is eigenlijk zό GEWOON, verzekert Us mij. Zo heeft ze bijvoorbeeld GEEN NANNY. Ze shopt bij Target (een soort HEMA) en koopt kleren voor haar kinderen niet bij fancy designer winkels, maar gewoon bij de GAP. Ze mist geen enkel optreden van haar dochters op school, of het nu toneel, sport of muziek is.
Ze heeft haar kinderen goed in de hand. Haar kinderen weten het goede van het kwade te onderscheiden en ze gehoorzamen haar, zelfs als zij er zelf niet bij is. (wat regelmatig het geval moet zijn. Hoe moet dit dan trouwens zonder nanny, vraag ik me af. Later lees ik dat oma op de kinderen past als Michelle op pad is) Als haar oudste dochter ijs krijgt aangeboden bij iemand anders thuis, zal ze het weigeren, omdat ze weet dat haar moeder het niet goed vindt. Hmmm, op dat punt ben ik geloof ik nog niet helemaal aangekomen. Als ik mijn zoontje J vertel dat hij geen lolly’s meer mag vandaag, dan zal hij bij de buren een uur later eerder verkondigen dat het een algemeen gebruik is bij ons thuis dat er aan de lopende band lolly’s wordt gegeten en dat het dus absoluut geen probleem is als hij er nog één krijgt. Maar ja, ik ben dan ook geen Michelle…

Het fijnste aan Michelle is dat we niet bang hoeven te zijn dat ze zich met de zaken van haar man zal bemoeien. “She’s not in the least bit interested in being a co-president”. Een hele opluchting, want niemand zit te wachten op een tweede Hillary, zo is de boodschap.
Michelle houdt zich eerder intensief bezig met het plannen van een trip naar een waterpark (een soort Six Flags in het zwembad) en hoe ze Barack zover kan krijgen om mee te gaan. “We all relate to her mom humor”, zegt haar vriendin volgens Us. Tja, hier spreekt inderdaad een eindeloos gevoel voor humor uit!

Toch moeten we niet denken dat Michelle een soort martelaar is van het moederschap. Het is vooral ook een hele LEUKE moeder. Zo speelt ze bijvoorbeeld graag sudoku en rijdt ze op haar fiets. Hier ben ik even verdwaald in de Amerikaanse vrouwenziel, geloof ik.
Ze is naar de opening van “Sex and the City” geweest en ze leest regelmatig Us Weekly. Ze heeft zo haar moedertrucjes, zoals “headbands for bad-hair days”. Soms is ze bovendien zelfs een echte stouterd. Als bijvoorbeeld op school alle moeders iets te eten moeten meebrengen voor een “potluck dinner”, dan claimt Michelle het dessert, zodat ze gewoon een taart in de winkel kan kopen! Ze is open over hoe moeilijk het is om familietaken met werktaken te combineren en Michelle heeft hierover zelfs wel eens geklaagd…
Maar inmiddels heeft ze haar gezin uitstekend op de rails en is ze de rots in de branding voor het hele gezin. Het artikel eindigt dan ook met de retorische vraag: “Could the woman dabbing ketchup off her daughters’chins be the next first lady? Together with Barack, perhaps she can.”

Het geloof van Amerikanen in Michelle, en dus in Barack, hangt blijkbaar voor een groot deel af van de vraag of ze een goede moeder is. Het Us artikel probeert Amerikanen hier hartstochtelijk van te overtuigen. Of dit zal lukken, zal misschien wel bepalen wie de nieuwe president wordt van de VS. Wat zal bepalen of er misschien daadwerkelijk hoop is voor minder armoede en economische ongelijkheid in de VS. En of de klimaatcrisis nu eindelijk eens serieus zal worden aangepakt (ik hoorde dat er deze zomer waarschijnlijk al geen ijs meer op de Noordpool ligt) En wat de rol van de VS in de wereld zal zijn. Een niet te onderschatten verantwoordelijkheid dus voor deze supermoeder. Ik zou bijna zeggen: “Michelle for President!”

donderdag 15 mei 2008

Meer lezen

Wie meer wil lezen:
Deze week staat mijn artikel "Manhattan Mom" in de Viva.
Op de website van Elsevier Juridisch staat de column
American Dream

Shalom in the Home

Paycheck
Een tijdje geleden ging ik voor vijf dagen naar Nederland. Zonder man en kinderen dit keer. Mijn partner R. zou voor de kinderen zorgen en dit gegeven bracht een golf van bewondering teweeg in onze omgeving. “But you do not have ANY help?”, vroeg een moeder aan R. Ze kon het bijna niet geloven. R kreeg telefoonnummers die hij kon bellen “in case anything happens”. Binnen de kortste tijd zaten de vijf dagen vol met afspraken voor “playdates”. Iedereen leek een helpende hand toe te steken.
Toen ik terugkwam en alles prima (gewoon dus eigenlijk) was verlopen hier in New York, kreeg ik van verschillende kanten te horen hoe “wonderful” R wel niet was. Op school hielden ze er niet over op. Hij was zelfs het dekentje voor J´s middagslaapje niet vergeten. “What a great husband!” Ik stelde R voor om met een lauwerkrans een ereronde door de Upper West Side te gaan maken. Zie hier: de man die vijf dagen voor zijn eigen kinderen zorgde!!

Hier is dit minder vreemd dan het lijkt. Op de enkele thuisblijfvader of vader van een homo-stel na lijken vaders wel totaal afwezig in de kinderwereld van Manhattan. Op school wordt eens in de zoveel tijd een “mom’s night out” georganiseerd. Ik vroeg aan één van de vaders wanneer de eerste “dad’s night out” was. Natuurlijk wist ik dat die nooit zou worden gepland. “We are just here for the paychecks”, zei hij besmuikt.

Shalom in the Home
Rabbi Schmuley heeft een show op de Amerikaanse zender TLC met de geweldige naam Shalom in the Home. In deze show praat hij met echtparen over allerlei familieproblemen: problemen met de kinderen, problemen met verslaving, seksuele problemen, relatieproblemen. Schmuley geeft goede raad aan deze stellen en ook aan de kijkers thuis. Naar aanleiding van zijn show schreef hij een boek The Broken American Male (2008) Volgens hem bleek namelijk het grootste gedeelte van alle familieproblemen in deze gezinnen te worden veroorzaakt door een “broken American male”. Het probleem van deze gebroken man is dat hij in een maatschappij leeft waar hij alleen maar wordt aangekeken op de hoeveelheid geld die hij verdient en het consumptieniveau van zijn gezin dat hij daarmee kan garanderen.
Het ultieme rolmodel voor de Amerikaanse man is Donald Trump. Een onhebbelijke, vervelende man, die er in zijn privé leven een potje van maakt, maar toch eindeloos veel respect verdient. Mensen vochten er zelfs om zijn stagiaire te mogen zijn in de show “The Apprentice”. Hij is een groot voorbeeld. Niet omdat hij een goed karakter heeft of mooie dingen doet voor de wereld. Niet omdat hij een bepaalde boodschap heeft. Nee, hij wordt enkel en alleen bewonderd om zijn enorme fortuin. De beeldvorming in de media houdt mannen voor dat zij respect en waardering kunnen krijgen door geld te verdienen. Hoe ze dit verdienen maakt niet uit. Het gaat erom dat ze het verdienen en het liefst zo veel mogelijk. En het is nooit genoeg. Zo komt het dat zelfs de mannen op Manhattan met een royaal inkomen toch het gevoel hebben dat zij tekort schieten. Eind 2006 stonden er in de kranten berichten over de kerstbonussen van de Wall Street mannen. Er bleek een tekort te zijn aan Ferrari’s, omdat zoveel Wall Street brokers na ontvangst van hun kerstbonus een Ferrari kochten. De privé vliegtuigen waren uitverkocht, omdat zoveel superrijken hadden besloten zich voortaan per privé jet te laten vervoeren. Dacht die vader dat hij het goed had gedaan dit jaar, blijkt het allemaal in het niet te vallen vergeleken met deze miljardairs.

Volgens Schmuley voelen veel vaders zich tekort schieten. Ze hebben het gevoel dat ze alleen maar goed zijn om dingen te doen: geld verdienen, reparaties in het huis, etc. De onvrede over hun maatschappelijke status, die vrijwel altijd te min is voor de onmogelijke norm van de media, zorgt ervoor dat zij hun woede afreageren op hun partners. Vandaar al die relatieproblemen en ook de problemen met kinderen. Want de vader die geen vertrouwen in zichzelf heeft, kan zijn kinderen ook geen zelfvertrouwen meegeven.

Schmuley heeft een conservatieve insteek. Ouders moeten opvoeden zonder angst, behalve met angst voor God, zo vertelt hij zijn kijkers. De vrouw is de aangewezen persoon om thuis voor de kinderen te zorgen en haar man zelfvertrouwen te geven en gelukkig te maken. In veel opzichten niet bepaald baandoorbrekend.
Maar zijn analyse van de problemen van vaders is interessant. Vaak wordt de problematiek in het gezinsleven slechts vanuit de optiek van de vrouw bekeken. Omdat zij nu eenmaal de meeste opvoedtaken en huishoudelijke taken op zich neemt. Het is van belang om te begrijpen waarom veel vaders ook niet bepaald tevreden lijken te zijn met hun “part of the deal”. De hoog opgeleide thuisblijfmoeders in New York zitten meestal thuis op hun eigen initiatief. Ze zijn overvallen door de liefde voor hun baby en zien geen mogelijkheid om hun meer dan fulltime banen te combineren met de zorg voor hun baby. Hun partner vond het misschien wel helemaal niet zo leuk dat één paycheck zomaar weg viel. Hé, we zouden toch samen voor het gezinsinkomen zorgen? Je was toch een geëmancipeerde vrouw met eigen ambities? Hoe komt het dat ik opeens in mijn eentje verantwoordelijk ben voor alle inkomsten? Maar wat kan hij er tegenin brengen als zij voor de kinderen wil zorgen? Als hij zou aandringen op doorwerken, wat voor vader is hij dan? Is hij misschien onzeker of hij het gezin wel in zijn eentje kan onderhouden? Is hij misschien geen echte man? Of wil hij misschien dat er niet goed voor zijn kinderen wordt gezorgd? Wil hij de kinderen misschien naar zo´n verschrikkelijk kinderdagverblijf sturen? Bovendien blijken de kosten van kinderopvang vaak niet op te wegen tegen het geld dat binnen wordt gebracht en zo is de keuze dus al snel niet meer onderhandelbaar.

Vaders weten het soms beter
Hier komt nog bij dat moeders enorm veel moeite hebben om hun verantwoordelijkheid voor de kinderen daadwerkelijk te delen met hun partner. Dit begint direct na de geboorte. De baby heeft in mama’s buik gezeten en drinkt aan mama’s borst (zo goed en zo kwaad als dat gaat in de praktijk…). Mama weet het dan ook altijd het beste. Dit moet voor vaders af en toe bijzonder moeilijk en irritant zijn. Vrijwel elke moeder heeft wel een hilarisch voorbeeld van disfunctioneren van hun partner op huishoudelijk gebied. Hij doet de luier verkeerd om! Hij kijkt de baby niet eens aan als hij het flesje geeft! Hij leest gewoon de krant als de baby in het wipstoeltje zit! Hij kijkt televisie! Menig moeder is verbaasd hoeveel tijd een vader overhoudt als hij eens een dagje “oppast”. Vaders blijken dan vaak veel meer gedaan te krijgen in de tijd dat ze met de baby zijn, omdat ze nu eenmaal niet voortdurend met de baby bezig zijn. Ja, de baby zit in zijn wipstoeltje en krijgt niet om de vijf minuten een nieuw stimulerend speelgoedje aangeboden, zoals bij mama. Misschien krijgt hij zijn flesje niet precies op tijd. Misschien wordt het rompertje iets minder snel verschoond. Maar de baby zelf lijkt er in de regel niet bepaald onder te lijden. Je zoontje gaat met zijn shirt binnenstebuiten naar school. Is dat een ramp? Je dochtertje heeft een ietwat vreemde kleurencombinatie aan naar de crèche. So what?

De vader heeft in feite zoveel in te halen vlak na de geboorte. Als hij hier niet de kans voor krijgt, wordt een bepaalde huishoudelijke rolverdeling van de babytijd gemakkelijk een leidraad voor de tijd daarna met grotere kinderen. Bovendien is het moeilijk voorstelbaar voor moeders, maar vaders weten het soms beter! Toen ik die vijf dagen in Nederland was, waren onze kinderen geen enkele keer wakker geworden ’s nachts. Terwijl ik daarvόόr elke nacht wakker werd van het huilen en uiteindelijk dan maar bij hun bed ging zitten. R hoorde het simpelweg niet als ze huilden en daardoor gingen ze uit zichzelf weer slapen. Dit bleek de beste remedie voor de nachtelijke slaapkamertaferelen.

Jammer genoeg komt het vaak niet eens zo ver dat vaders kunnen opvoeden in hun eigen stijl. Een gemiste kans voor de kinderen die grotendeels vaderloos worden opgevoed. De vader zelf realiseert zich vaak pas hoeveel hij heeft gemist als zijn kleinkinderen worden geboren. Maar ook is het jammer, omdat juist de hypermama’s op Manhattan een hoop kunnen leren van de nonchalance en het gemak waarmee vaders vaak met hun kinderen omgaan.

woensdag 23 april 2008

Mommy Wars

Moeders staan altijd onder vuur, lijkt wel. De grootste vijand van de moeder is echter niet de vader, de school of zelfs de maatschappij. Nee, het is de andere moeder. Onder het mom van Amerikaanse zoetsappigheid, wordt het grootste vergif gespuwd tussen SHM’s (Stay Home Mom’s) en werkende moeders.

Ook ik maak me hier wel eens schuldig aan. Een beetje halfhartig weliswaar, want in welk kamp hoor ik nu eigenlijk thuis? Ik ben een soort hybride vorm: geen echte werkende moeder, maar ook niet stay home. Ik schrijf elke dag zo’n vijf uur thuis als mijn kinderen op school en crèche zitten, maar dit wordt vaak toch niet echt als een baan gezien. Evengoed word ik gebeld of ik even mee ga koffie drinken. (Natuurlijk ben ik wel blij om te worden gebeld in dit eiland vol “loners”, zoals laatst iemand Manhattan omschreef!) In ieder geval stelt deze situatie me in staat om met de SHM’s mee te praten, maar ook om met de werkende moeders mee te fulmineren. In de hoop dat ik niet word ontmanteld als spion voor het andere kamp…

Tja, zegt de thuisblijfmoeder. Heerlijk hoor, al die tijd voor jezelf en voor je carriere. Maar ja, die arme kinderen moeten het wel zonder moeder stellen. En elke dag met zo’n sloffende, kauwgum kauwende, mobiel telefonerende nanny op pad. Nee, mij niet gezien. Daarvoor hou IK teveel van mijn kinderen. Ik wil er liever voor ze zijn en een warm nest aan ze bieden. Ik geniet van ze en hoef me geen zorgen te maken dat ik het eerste stapje mis. Je krijgt toch geen kinderen om ze vervolgens uit te besteden? Als je het je kunt veroorloven, waarom moet je jezelf dan nog zo nodig bewijzen? Tja, eigenlijk zijn die werkende moeders gewoon zielig….

OK, zegt de werkende moeder. Die thuisblijfmoeder mag dan misschien lekker zelfingenomen met de pakjes sap en snacks in de speeltuin zitten, maar die arme vrouwen. Alleen maar praten over luiers, speelgoed, slaaptijden. SAAI!! Nooit eens een keer een beetje een intelligent, volwassen gesprek. Dat is toch geen compleet leven. Geen eigen inkomen. O ja, ze hebben eigenlijk wel een baan: naar de gym gaan om te zorgen dat ze er een beetje appetijtelijk uit blijven zien voor hun mannen. Want van hun echtgenoten komt elke maand de paycheck. Wacht maar tot die man er opeens vandoor gaat met een jongere versie. Dan zitten ze mooi met de gebakken peren.

Waarom nemen moeders elkaar voortdurend de maat? Waarom hebben ze het zo hard nodig om andere moeders af te vallen? Is er dan geen enkele vorm van solidariteit, van “sisterhood” onder moeders? Meestal is het hartstochtelijk afkraken van andere manieren een teken van eigen onzekerheid. Als je zelf helemaal tevreden bent met je eigen oplossing voor het eeuwige werk/kinderen dilemma, dan is er immers geen enkele reden om andere oplossingen naar beneden te halen.

Die tevredenheid is zeldzaam. De zogenaamde balans tussen werk en moederschap is in de praktijk vaak ver te zoeken, zeker hier in New York. Meestal is er een soort verscheurdheid: fulltime werken in serieuze, veeleisende banen is misschien uitdagend, maar het eist een continue beschikbaarheid die moeilijk te combineren is met de opvoeding van kinderen. Het is niet leuk als je kind valt en om de nanny roept in plaats van om jou. Laatst sprak ik een moeder van een klasgenootje van mijn zoontje. Ze is nog nooit op de school van haar dochter geweest. Te druk op het werk. “Is she doing okay, you think?”, vroeg ze me.
Aan de andere kant zullen thuisblijfmoeders het eerste stapje niet missen, maar vliegen ze geregeld tegen de muren op: kinderen fulltime opvoeden is intens en vermoeiend! En vaak eenzaam. De echtgenoten maken enorm lange dagen. De druk op zijn carriere wordt alleen maar groter als het gezinsinkomen volledig afhankelijk is van hem. Dus moet hij nog harder werken. En nu de thuisblijfmoeder er altijd is, zal hij minder snel zijn best doen om nog net op tijd te zijn om de kinderen ergens op te halen. Zij is er immers toch altijd, weet hij.

Hier in New York is de middenweg veel minder vanzelfsprekend. Er is veel minder parttime werk en de keuze is dus voor de meeste moeders alles of niets. Reden waarom de “catfight” tussen de mommy’s waarschijnlijk ook meer uitgesproken is. In Nederland hebben immers vrijwel alle moeders een middenweg gevonden in de vorm van parttime of meer flexibel werk. Maar ook hier in de VS geldt dat veel moeders tijdelijk in een bepaalde rol zitten en dat de “mommy wars” dus in feite telkens tussen verschillende groepen moeders gaan. De eerste drie jaar is een moeder stay home, daarna werkt ze parttime. Of ze begint fulltime na het verlof en “geeft het op” na een paar jaar. Of ze gaat juist na een paar jaar stay home weer fulltime werken. De werkelijkheid is minder zwart/wit dan op het eerste gezicht lijkt.

Echter het meest opvallend in de zogenaamde “mommy wars” is de volledige afwezigheid van vaders in de discussie. Alsof de zorg voor de kinderen hem niet aangaat. Het idee dat de vader zou stoppen met werken of minder zou werken is ongehoord. In Nederland ken ik nog wel een paar vaders die vier dagen werken in plaats van vijf, maar onder Amerikanen zie ik dat echt zelden.
Tegen het terugbrengen van de werkuren van de vader worden meestal praktische bezwaren ingebracht. Hij verdient het meeste, dus het zou onzinnig zijn als hij minder zou gaan werken. Hij zou gegarandeerd die promotie missen als hij minder zou gaan werken. Allemaal waar natuurlijk, maar ook een verhulling van onderliggende rolpatronen die hier in New York, voor zover ik kan zien, nog meer zijn vastgeroest dan in Nederland.

Moeders zouden zich niet moeten verlagen tot al die valse kritiek op hun medemoeders. Ze zouden moeten proberen hun onzekerheid constructief aan te wenden en de discussie aan te gaan over de valkuilen van het moderne moederschap. Blijkbaar blijft de combinatie werken en moederschap een groot dilemma voor vrijwel alle moeders.
Thuisblijfmoeders zouden trots moeten zijn op hun werkende medemoeders die keihard knokken om een plek voor vrouwen te vewerven in typische mannenwerelden. Aan de andere kant zouden werkende moeders blij moeten zijn dat de thuisblijfmoeders ervoor zorgen dat er een bibliotheekmoeder is, een luizenmoeder of een overblijfmoeder en dat op deze manier scholen draaiende worden gehouden.

Tja, en die parttime thuis werkende moeder: die moet stoppen met spioneren!!!

dinsdag 1 april 2008

Birthday Party

J. is bijna jarig en wordt dan vier jaar. De afgelopen weken heb ik hem een beetje gepolst over partijtjes, maar hij toont maar weinig interesse. Taart wil hij zeker wel en ook ziet hij graag zijn beste vriendinnetje langs komen, maar een feestje met meer kinderen lijkt hem niet echt te trekken. Ik pieker me suf wat ik moet doen. Andere kinderen hebben wel zo’n feestje. Zal J. niet buiten de boot vallen als hij geen partijtje krijgt? Maar hij vraagt er zelf toch niet om?

De laatste tijd heeft hij een aantal verjaardagspartijtjes gehad. Deze feestjes worden meestal gevierd op speciale locaties voor kinderfeestjes, waar een vast programma van zo anderhalf uur wordt afgedraaid. Er is professionele begeleiding; de ouders hoeven niets te doen. Het programma varieert, maar in ieder geval is er altijd chocolade taart, pizza en ballonnen. De krappe appartementen op Manhattan maken feestjes thuis lastig, maar ook speelt zeker een grote rol dat ouders volstrekt geen zin hebben in een stoet kinderen die limonade morsend en taart in het tapijt smerend door hun huis trekt.

Er is wat voor te zeggen, maar je betaalt wel een prijs. De partijtjes buiten de deur zijn in de regel een zielloze aangelegenheid, ondanks de bezwerende noodkreten van de begeleiding: “We are having SO much FUN!!!” De begeleiders zijn gedisciplineerd en wijzen de kinderen voortdurend terecht. `Nee, jij mag nu nog niet op de trampoline, jij zit in groep B` Er moet altijd een strak programma worden afgewerkt, waardoor dikwijls allerlei op zich leuke spelletjes haastig worden afgewerkt. `Kom op, nu door met die piratenschatkist verven, want Superman staat op ons te wachten`. Superman is overigens een uitgerangeerde B acteur met een bierbuik die sowieso niet veel zin meer lijkt te hebben in deze bijbaan. Na het drukke programma worden als de wiedeweerga de bordjes met taart neergezet: Barbie voor de meisjes en Cars voor de jongetjes. Aan het eind van het feestje is de jarige job meestal bezweken aan alle spanning en sensatie en huilt het feestvarken ontroostbaar. Waarna de andere kinderen verplicht mompelen: “Thank you for the great party” en met een goodie bag vol plastic rotzooi naar huis worden gestuurd. (Hoe kom je daar nu weer van af?)

Het geven van kadootjes is net zo inspiratieloos. De verjaardagstasjes vol met kado’s worden bij de ingang achter gelaten en na een week ontvang je een obligate “thank you note” van de moeder. “Joshua adored his new car!” De moeder vermeldt maar niet dat zoonlief al vijftig auto’s heeft. Kinderen hebben zoveel speelgoed dat iets echt nieuws en origineels geven bij voorbaat is uitgesloten.
Een jaar geleden kreeg J. zijn eerste Thomas treintje. Hij was er verschrikkelijk blij mee en trots nam hij het treintje overal mee naar toe in zijn rugzak. Toen hij de eerste keer bij een ander jongetje zag dat er ook een tafel is waar je de rails op kunt leggen en dat er tientallen verschillende treinen verkrijgbaar zijn, viel zijn eigen treintje plotseling in het niet. In het licht van al die andere treintjes leek zijn treintje opeens een stuk minder waardevol. Een verdrietig moment vond ik dat. Een jaar later heeft hij er nu misschien wel meer dan dat jongetje.

Door al dit gepieker beland ik in diepzinniger gedachten over de consumptiemaatschappij waarin we leven. We voelen dat we iets nodig hebben, terwijl we het in feite helemaal niet nodig hebben. Ik wil J. een verjaardagsfeestje aansmeren, terwijl hij er eigenlijk geen behoefte aan heeft. Ik ben er verantwoordelijk voor dat hij niet eens meer weet hoeveel treintjes hij heeft. Terwijl hij oorspronkelijk met één treintje erg tevreden was.

In het boek “Consumed: How markets corrupt children, infantilize adults, and swallow citizens whole” beschrijft Benjamin R. Barber het consumenten kapitalisme en de ernstige gevolgen hiervan voor de samenleving als geheel. Heel simpel gezegd komt het hierop neer. De VS en Europa hebben samen 11,5% van de wereldbevolking en verbruiken 60% van de goederen als consumenten. Zuidelijk Afrika (onder de Sahara) heeft 11% van de wereldbevolking en staat voor 1,2% van de wereldwijde consumentenuitgaven. De bevolking in Afrika heeft echte behoeften die niet worden vervuld. Het is geen interessante markt, uiteraard omdat de bevolking geen of nauwelijks geld heeft om iets te kopen. De westerse wereld heeft daarentegen steeds minder echte behoeften. Omdat daar echter het geld is, moeten bedrijven de vraag opwekken en dus behoeften creëren. Dit gebeurt door marketing en reclame. Om een idee te krijgen van de schaal waarop dit gebeurt: In 2003 gaf de VS 16 biljoen dollar uit aan buitenlandse hulp. Voor 2005 wordt geschat dat de Amerikaanse uitgaven aan reclame 276 biljoen dollar bedragen. Dit is de helft van de wereldwijde uitgaven aan reclame. Enorme bedragen dus, maar begrijpelijk als het produceren van behoeften belangrijker is geworden dan het produceren van goederen.

Kinderen blijken de meest interessante doelgroep te zijn voor marketeers en reclamemakers. James Mc Neal, die een soort bijbel voor alle kinder marketeers schreef, legt uit waarom. Kinderen blijken een bepaalde standaard smaak en behoefte te hebben die wereldwijd en universeel is. Terwijl volwassenen zich onderscheiden door hun geloof, afkomst, sociale klasse, etc., blijkt dit bij kinderen veel minder uit te maken. Kinderen vinden Dora the Explorer leuk en aantrekkelijk, of ze nu in Japan, Europa of Amerika zijn. Dat maakt marketing uiteraard een stuk makkelijker. Je hoeft niet telkens een soort lokale versie van een merk te fabriceren (zoals de Nederlandse Mc Kroket bijvoorbeeld), je kunt een gestandaardiseerde wereldwijde marketing van identieke producten op kinderen loslaten.

Door de markt van kinderen aan te boren hoef je dus minder marketing kosten te maken, omdat je dit op een wereldwijde standaard manier kunt doen. Een belangrijke besparing, als je ziet hoeveel kosten worden gemaakt voor marketing. Bovendien zijn kinderen het meest kwetsbaar voor de invloed van merken. Als je ze dus jong aan je weet te binden, heb je ze als volwassenen ook nog als klant, de zogenaamde “cradle to grave” marketing. Het schijnt dat babies vanaf zes maanden al merken en logo’s kunnen herkennen. Elmo, de rode, harige babypop van Sesamstraat, is hier in New York meestal het eerste merk waar babies aan gehecht raken. En het is maar lastig te voorkomen.

Ik ben wel eens trots dat ik J. alleen maar naar een televisiezender laat kijken zonder reclame, Noggin heet de zender. Het maakt echter helemaal niets uit. Dora the Explorer, Diego, Elmo, Bert en Ernie: het zijn geen televisiefiguren, het zijn merken. Op de brave, geweldloze Noggin zender ziet hij Dora, die hij later in de supermarkt weer herkent op pleisters, tandpasta, luiers etc. En reken maar dat we de Dora tandpasta kopen. Zelfs als je de televisie helemaal verbant, is het niet te vermijden dat kinderen met deze merken in aanraking komen. Andere kinderen, billboards of zelfs scholen (waar steeds meer onderwijs in de vorm van gemerkte videospelletjes wordt aangeboden) zullen je kind wel op de hoogte stellen.

De markt voor kinderen is dus zeer interessant, maar nog interessanter is het als de markt voor volwassenen zo wordt gevormd dat die zoveel mogelijk lijkt op de markt voor kinderen. Met alle marketingvoordelen van dien. Marketeers en reclamemakers besteden dan ook erg veel tijd en geld aan het kinderlijker maken van volwassenen. Dit is wat Barber in zijn boek noemt de “infantilisering van volwassenen”. Het is steeds belangrijker om jong te zijn. De cosmetische industrie en modewereld weten er alles van. Volwassenen lezen steeds meer kinderboeken, zoals Harry Potter en Lord of the Rings (als ze überhaupt nog iets lezen). Films als Shrek, Spiderman en Harry Potter vinden gretig aftrek onder een kinderpubliek, maar ook onder een enorm volwassenenpubliek.

Kinderen worden steeds vroeger en steeds jonger tot zelfstandige doelgroep gemaakt door marketeers en reclamemakers, terwijl volwassenen juist zo lang mogelijk kinderen moeten blijven om de verkoop van alle onnodige goederen te vergemakkelijken (“smarten up the kids and dumb down the adults”)

Het gevaar zit hem in het feit dat kinderen opgroeien tot volwassenen die slechts persoonlijke consumentenkeuzes maken en geen publieke keuzes als burgers. In die zin is de consument het tegenovergestelde van de burger. Het klassieke idee van burgerschap omvat de sociale vrijheid om invloed uit te oefenen op de omgeving en de bijbehorende politieke agenda’s. De geïnfantiliseerde consument maakt echter slechts privé keuzes waarvan de publieke gevolgen buiten het zicht blijven. En hij heeft het niet eens door.

Het is bijzonder moeilijk om je als ouders te onttrekken aan deze krachten. Aan de ene kant is de marketing en reclame voor kinderen zo slim en uitgekookt dat geen ouder hier tegenop kan. Aan de andere kant ben je zelf inmiddels ook besmet met het consumentenvirus. Hoe komt het dat ik nog nadenk over dit verjaardagspartijtje? De keuze is toch simpel: hij heeft absoluut niet nog meer speelgoed nodig, hij vraagt niet eens om een verjaardagsfeestje. Dus ik ben eruit: op zijn verjaardag gaan we gewoon lekker taart eten met zijn beste vriendinnetje en that's it.

donderdag 28 februari 2008

Eco Anxiety

Vlak na 11 september 2001 was iedereen in New York angstiger dan normaal. Op mijn werk circuleerden enveloppen die werden gecontroleerd op miltvuur, een ziekte waaraan iedereen zou kunnen bezwijken. Boven ons hoofd circuleerden non-stop militaire vliegtuigen.
Elke dag was er wel weer een verhaal over een op handen zijnde aanslag met chemische wapens. Ook hoorden wij een gerucht dat er met oud en nieuw een atoombom op New York zou worden gegooid. Een paar van onze collega’s zijn daarop ook echt de stad uit gegaan om het oude jaar uit te luiden tweehonderd kilometer verderop. Wij bleven als “die-hards” in New York met gevaar voor eigen leven.

Laatst schrok ik een keer wakker van helikopters boven ons huis en een soort gerommel in de lucht (dit bleek oud en vertrouwd onweer). Het bleek allemaal niets te betekenen, maar opvallend was dat mijn eerste gedachte niet meer was: de derde wereldoorlog. Ik dacht zelfs niet aan een terroristische aanslag.

Nee, dit keer was mijn angst gefixeerd op de gevolgen van “global warming”. Na de film van Al Gore “an inconvenient truth” (die in 2007 een Oscar won voor beste documentaire) krijg ik bepaalde beelden eenvoudig niet meer uit mijn hoofd. Zo schijnt er een groot ijsblok te liggen op Groenland dat, als het smelt, enorme overstromingen tot gevolg kan hebben. Een soort tsunami keer tien, stel ik me voor. Ik heb begrepen dat bij een dergelijke overstroming onze buurt, de Upper West Side, als enige buurt van Manhattan gespaard zou blijven, maar het blijft vervelend als om ons heen alleen nog maar water is. (Wat me eraan doet denken dat ik een noodrantsoen in huis moet hebben met drinkwater, blikken soep en poedermelk. Gewoon voor het geval dat. Nederland komt overigens helemaal onder water te liggen. Dus als je in Nederland woont, kun je dat noodrantsoen net zo goed laten zitten.)

Bij de verkiezingsdebatten gaat het maar opvallend weinig over global warming, terwijl ik me hier toch ernstig zorgen over maak. In het nieuws wordt het onderwerp (nu ook in de Verenigde Staten) vaker besproken, maar ik krijg toch niet de indruk dat de hele wereld global warming tot topprioriteit heeft gemaakt. Ja, ik zag laatst een televisieboodschap van het Wereld Natuurfonds over een echt superzielige babyijsbeer die in zijn eentje op een schots drijft in de Arctische Oceaan. Door global warming smelt het ijs en verliezen de ijsberen hun habitat. Ik geef toe, ik had tranen in mijn ogen. Aan het eind van het filmpje wordt gevraagd om geld voor een opvangcentrum voor ijsberen. Opvangcentrum voor ijsberen? Hoe zielig ik het ook vind, kunnen we ons niet beter eerst massaal met zijn allen gaan richten op het redden van onze planeet? Maar ja, hoe doe je dat? Op school leert mijn zoontje dat een beter milieu begint bij jezelf. In de praktijk betekent dit dat een beter milieu begint bij, je raadt het al: MOM!

Mijn zoontje neemt een ijskastmagneet mee van school met instructies over gescheiden afval. “Waar is onze groentebak?”, vraagt hij zich af. “En waar gaan de plastic flessen naar toe?” Tja, hier werd ik even direct geconfronteerd met mijn totaal onverantwoordelijk eco-gedrag. (dat gescheiden afval hier niet bepaald wordt gepromoot is uiteraard een laf of eigenlijk gewoon geen excuus). Mama heeft geen groentebak en mama gooit alle plastic flessen in de vuilnisbak. En ja, er is eigenlijk maar één vuilnisbak.

Waar ben ik mee bezig? Ik maak me druk om global warming en ik kan zelf mijn afval niet eens scheiden? Het wordt hoog tijd dat ik mij aansluit bij de nieuwe golf van ECOMom’s!
Onlangs las ik over de nieuwe Ecomoeders: moeders die in groepjes bijeenkomen om te praten over de uitbreiding van hun (toch al vrij lange) to-do lijst met het verzorgen van afvalvrije schoollunches, lobbyen voor groene schoolgebouwen, uitsluitend boodschappen doen bij lokale boeren. Door de technologie is het huishouden een stuk minder tijdrovend geworden, maar voor de ecomoeders is het inmiddels weer een hele klus. New York Times artikel Eco Moms

Door de inspanning voor een groen huishouden houden moeders hun “ecoanxiety” in bedwang. Blijkbaar zijn er dus meer moeders met angstbeelden van smeltende ijskappen! In Callifornië is er zelfs een nieuwe vorm van therapie voor uitgevonden: de ecopsychologie. New York Times artikel Ecopsychologie. Sommige psychologen zijn sceptisch, zelfs in Californië blijkbaar. Zo wordt gevreesd dat teveel op één onderwerp wordt ingezoomd, terwijl de patiënt in kwestie misschien wel last heeft van “general anxiety disorder” (een algemene angststoornis) en zich dus overal zorgen over maakt.

Of moeders nu “general anxiety disorder” hebben of niet, van de moeders die ik hier meemaak lijken er verdomd veel aan dit syndroom te lijden. Ze maken zich overal zorgen over en dus ook over het milieu. Ze voelen zich overal verantwoordelijk voor en dus ook voor het milieu. Het verbaast me dan ook niets dat een fanatieke groene beweging juist begint bij deze moeders.

Het voelt een beetje als het opvangcentrum voor ijsberen. Natuurlijk is het van belang dat iedereen bij zichzelf begint. Dat meen ik echt. En ik vind het slecht dat ik mijn afval niet goed gescheiden aanlever. Maar waarom wordt al deze “ecoanxiety” weer naar binnen gekeerd? Waarom beginnen deze ecomoeders geen politieke lobby om overheid en bedrijven te dwingen strengere regelgeving te produceren én te handhaven? Om het onderwerp nog prominenter dan nu op de politieke agenda te krijgen? Waarom leidt de angst van de ecomoeders weer tot een uitbreiding van haar eigen to-do lijst in plaats van tot een politieke revolutie? Een beter milieu begint bij de ecomoeder, maar het probleem wordt pas echt opgelost als IEDEREEN zich druk gaat maken.

woensdag 13 februari 2008

Jupiter

Normaal gesproken lees ik liever geen opvoedbladen. Meestal blijkt dat ik iets fout doe of in ieder geval dat er nog een hoop te verbeteren valt. Toch bladerde ik een tijdje geleden bij de tandarts weer eens door het blad “Parenting”. Daar las ik een ingezonden brief van een moeder. Haar zoontje van 1 jaar speelde graag met meisjesspeelgoed en haar man vond dit maar niks. Wat moest ze doen? De “expert” van het blad vond allereerst dat we het beestje maar gewoon bij zijn naam moesten noemen. Haar man vond het maar niks, omdat het spelen met meisjesspeelgoed zijn mannelijkheid bedreigde. Het goede nieuws was dat dit helemaal niet nodig was. Haar man hoefde hier helemaal niet over in te zitten, want “pedagogische experts zeggen dat het spelen met een pop een jongetje niet homo kan maken”. Pfff, de moeder en vooral de vader kunnen opgelucht adem halen.

Mijn zoontje is ook zo’n jongetje dat graag met meisjesspeelgoed speelt. (Overigens speelt hij ook graag met jongensspeelgoed, maar daar zit niemand over in uiteraard.) Zijn lievelingsfilm is The princess and the Pauper, met Barbie in de hoofdrol, en zijn lievelingskledingstuk is een roze rokje van zijn zusje. Uiteraard komt het niet in ons op om hem hiervan te weerhouden. Al zou het hem homo maken: so what??
Wel merk ik dat hij op school steeds meer in een bepaalde richting wordt gestuurd. De school is reuze progressief en de lerares heeft me al verschillende keren bezworen dat jongens en meisje zich mogen verkleden als prinses of als monster, geen enkel probleem. Maar de andere kinderen en hun ouders denken daar anders over. “Pink is for girls”, weet iedereen inmiddels. Op partijtjes krijgen de meisjes allemaal een bordje van “the little mermaid” (een film over een zeemeermin) en de jongens een bordje van “Cars” (een film over auto’s). Waarop vervolgens een moeder, zich verkneukelend, constateert:”It is so amazing how different girls and boys are”.

Nu geloof ik (en weten we) dat jongens en meisjes, mannen en vrouwen, van nature verschillend zijn. Aan de andere kant weten we dat jongens en meisjes op een verschillende manier worden opgevoed. De aloude Nurture/Nature discussie zal waarschijnlijk nooit worden opgelost, al lijkt het erop dat de laatste tijd Nature weer meer de overhand krijgt. Boeken van medische specialisten, zoals “The Female Brain”, geschreven door een vrouwelijke neurochirurg en een bestseller hier in de VS, leggen precies uit waarom het normaal is dat vrouwen voor de kinderen zorgen en altijd tobben en waarom mannen nou eenmaal agressiever maar ook daadkrachtiger zijn. Het zit allemaal in de genen, hormonen, Nature in ieder geval dus.

Veel vrouwen vinden die boeken geweldig. “It explains SO much!”, riep een moeder enthousiast. Ja, het was een ware medische verklaring voor het feit dat zij als thuisblijfmoeder alle zorg voor huishouden en kinderen had, haar man zestig uur per week op zijn werk zat en haar zoontje het huis zo nu en dan afbrak in een aanval van woede.

Ik kan uiteraard de medische kennis van een afgestudeerde van Harvard niet ter discussie stellen. Maar ik herken mezelf en mijn familie vaak helemaal niet in al die beschrijvingen. Zo ben ik een vrouw, maar kan ik helemaal niet goed multitasken, een zogenaamde vrouwelijke kwaliteit. Als ik een interessant gesprek voer tijdens het koken, dan kan je er donder op zeggen dat of het gesprek nergens op slaat of het eten aanbrandt. Mijn man daarentegen is altijd met tien dingen tegelijk bezig. Mijn zoontje is zorgzaam en wil een prinses zijn. Mijn dochtertje pakt het speelgoed dat ze wil heben, waarbij ze het uitschreeuwt als iets of iemand haar tegenhoudt. Een vriendin van mij had hetzelfde als ik. Dat gepraat over mannen van Mars en vrouwen van Venus: "kan het misschien zijn dat ik van Jupiter kom?", vroeg zij zich af.

Het is gevaarlijk als dit soort boeken gaan fungeren als een legitimatie achteraf van een bepaalde rolverdeling. Bovendien geloof ik er niet in dat de invloed van “Nurture” nu opeens zo minimaal blijkt te zijn. Zo las ik onlangs over een onderzoek van Isabella Cherney en Kamala London (psychologen op de Creighton Universiteit en de Universiteit van Toledo). Uit dit onderzoek bleek dat jongens inderdaad meer met jongensspeelgoed spelen en meisjes meer met meisjesspeelgoed. Interessant was echter dat, als jongens werd verteld dat niemand zou zien wat ze zouden kiezen, in het bijzonder hun vader, opeens de helft van de jongens net zo vaak meisjesspeelgoed koos als jongensspeelgoed.

Jongens worden, misschien nog wel meer dan meisjes vastgepind op hun “jongensgedrag”. Een andere beststeller “The dangerous book for boys” is een soort handboek met allerlei spannende “jongens” spelletjes, die met name lijken te verwijzen naar spelletjes uit hun vaders jeugd. Het boek “The daring book for girls”, een reactie hierop, heeft een veel meer diverse inhoud. Zo worden ouderwetse klapspelletjes beschreven, maar ook is er een hoofdstuk “How to negotiate a salary” en “Finance: Interest, Stocks and Bonds”. Politieke correctheid en misschien ook de oprechte drang naar “girl power” zorgen ervoor dat meisjes worden opgevoed om van alle markten thuis te zijn. Voor jongens geldt dit niet. Een meisje kan dus gemakkelijk op voetbal, maar een jongen op ballet blijft een beetje moeizaam. Alhoewel: gelukkig zijn de “experts” het over een ding wel eens: hij wordt er niet homo van!

dinsdag 29 januari 2008

De Iguana en andere Demonen

Vorige week bracht ik met mijn gezin een weekje door in een tropische setting: Caribische zon, strand, palmen, een soort Bounty eiland. Normaal gesproken zijn R (mijn man) en ik niet bepaald strandtypes. Vijf jaar geleden hadden we je uitgelachen als je ons had verteld dat we uit vrije wil in een all-inclusive resort zouden gaan zitten. (met een armbandje!) Maar met kinderen zie je alles opeens in een ander licht. Dit resort had namelijk een “award-winning kids club”, waar kinderen van 4 maanden tot 10 jaar kunnen worden gebracht van 9 tot 5. Vrij aanlokkelijk voor twee ouders met een chronisch slaaptekort. Bovendien werd het op Amerikaanse websites omschreven als “too French”, wat uiteraard niets dan goeds betekent.

Dus boekten we een week vakantie in dit resort en verheugden we ons op de margarita die we samen op het strand zouden drinken, de boeken die we zouden gaan lezen en de vele dutjes die we zouden doen, terwijl onze kinderen in de kids club zouden genieten van vermaak op hoog niveau.

Onze kleine T is nog maar een baby en kan dus niet veel bezwaar maken. Maar er zijn natuurlijk wel tekenen waaraan je kunt zien of ze het wel of niet naar haar zin heeft. Ze huilde niet, ze lachte als ze de juffen zag en rolde giechelend over de grond, als ze zich niet overgaf aan twee uur lang durende slaapjes in de ruimte met aironditioning. We hadden dus wel een indicatie dat het goed ging. En J is al bijna vier jaar, dus dat zou sowieso geen problemen geven. Of toch…?

De volgende dag zat ik met J in een ruimte met tien huilende 3-jarigen om afscheid van hem te nemen en vroeg ik me af of dit nou de bedoeling was. Die kinderen hadden toch ook vakantie? Men verzekerde mij dat het over zou zijn na mijn vertrek, maar ook ‘s middags als de ouders aan het genieten waren van een partijtje golf, een snorkeluitje, of gewoon een pina colada aan het strand, zag ik toch verdacht veel huilende kinderen om hun “mummy” roepen als we langs de kids club liepen.
Met een enorm brok in mijn keel duwde ik J’s handen van mij af en liet ik hem achter. Ik wilde me graag vermannen en het tijd geven, want ik zou zo graag nou eindelijk een keer mijn boek willen uitlezen. Al was het maar voor twee uurtjes…? Waarom waren we anders naar dit resort gegaan? We hebben nooit een break met al onze familie in Nederland en weinig oppas. Please, I NEED THIS! Echt lekker zat ik uiteraard niet te lezen met het beeld van de verdrietige J in mijn hoofd. Na een paar uur haalden we hem weer op en nu vertelde hij dat hij niet meer wilde. We spraken af om het nog een keer te proberen.

Maar de volgende ochtend gilde J moord en brand en rende hij letterlijk de kids club uit, huilend en trappelend en doodsbang. Je zou wel een ijskoud hart moeten hebben om dit betraande, totaal doorgedraaide jongetje nog een dag langer in de kids club te laten. Dus dat was het. Een uur later zaten we met J op het strand. “Mama, wil je mij nu helpen met mijn zandkasteel?” (we zijn nog onze spullen aan het uitpakken) “Mama, je hebt al te lang in je boek gelezen” (vijf minuten) “Mama, ik wil niet zwemmen in de zee, want dan varen er boten over mij heen”.

Ik besloot een excursie te boeken om met J samen naar een dierentuin in de buurt te gaan. De dierentuin was op twintig minuten rijden en beloofden een bijzondere collectie exotische dieren en excentrieke shows. Bij aankomst bleek dat deze dierentuin inderdaad een aantal exotische dieren had: flamingo’s, pagegaaien, toekans.
De hoofdattractie bleek echter te zijn een enorme hoeveelheid iguana’s, een soort kruising tussen een hagedis en een krokodil. Via een trap kon je op een brug komen over de “iguana crossing”. Onder ons zagen we tientallen van deze griezelige reuzehagedissen. Het zou een scene kunnen zijn in een griezelfilm “the return of the iguana’s” of “iguana’s on the loose”. Niet bepaald lief of knuffelbaar en ook niet zo zeer een hit bij de kinderen. J was dan ook niet echt enthousiast en daarom brachten we een uur bij de flamingo’s door die mooi roze zijn en heel lang kunnen slapen op een been. Nogal indrukwekkend, vond J.

De lunch moesten we nuttigen met onze excursiegenoten. J was inmiddels in zijn nopjes met dit tripje en het werd nog beter toen er frietjes met ketchup bij de lunch zaten. Tevreden begonnen we te eten, toen we een grote, hongerige iguana naast ons zagen zitten. J gilde en sprong op mijn schoot. Ik was zelf eigenlijk ook geschrokken, maar onze tafelgenoten leken onaangedaan. Een gezin uit Texas dat burger na burger naar binnen zat te werken. “I hate iguana’s”, zei de onverzorgde moeder tussen twee happen door. Ha, een medestander, dacht ik. “My son used to have one in his room. They stink, Yuk!”
De kinderen aaiden de iguana nog net niet, maar waren totaal niet onder de indruk en aten hun lunch. J bleef echter gillen en inmiddels ook huilen elke keer als de iguana dichterbij kwam. Ik was gaan staan en tilde hem, terwijl ik hem frietjes voerde. “Ik ben geen honger meer!” (Amerikaans Nederlands), wist hij zeker. “Ik wil niet meer bij de iguana, mama. Ik wil weg!!!” Ik wist me geen raad. Stond met een zware J in mijn handen en een bord frietjes voor ons, terwijl iedereen ons aankeek alsof wij volslagen gestoord waren. Vond dan niemand die iguana ook maar een beetje eng? “J, liefje, de iguana doet echt niets. Laten we gewoon onze lunch opeten”, zei ik halfhartig in de hoop dat de iguana vanzelf weer weg zou gaan.

Maar hij ging natuurlijk niet weg, zo lang de lunch nog op tafel zou staan. Ik besloot dan maar een belachelijk figuur te slaan en weg te lopen zonder ons eten. Ik weet zeker dat iedereen keihard moest lachen toen we weg waren.
Ik kocht bij de snackbar twee ijsjes en bovenop een trap zonder iguana gevaar aten we die in alle rust op. J bedankte mij voor deze daad met aanbiddelijk gedrag en veel knuffels.
Na deze ijsjeslunch volgde nog een bizarre show met papegaaien op fietsen en in autos’, vooraf gegaan door leden van de lokale bevolking die sexy dansjes opvoerden die nergens op sloegen maar wellicht de kans op een fooi verhoogden.

Toen we “thuis” kwamen in het resort vertelde J alles aan papa en aan T, die vrolijk kraaide en een diploma had gekregen van de kids club. Uiteraard was vooral de iguana het gesprek van de dag. Die avond werd J door zijn papa in het babybadje gewassen, omdat de douche te eng was. (de douche kan hem wegspoelen?)

Toen ik hem welterusten kuste, vroeg ik wat hij het leukste van de dag vond. “De flamingo’s, maar niet de iguana, mama. Die vond ik eng.” Ik verklapte dat ik de iguana zelf eigenlijk ook wel een beetje eng vond. Dat verbaasde hem. “Maar mama, jij kan helemaal niet bang zijn. Jij bent high in the sky, een groot mens.”
Dus hadden we een belangrijk gesprek over hoe grote mensen ook heel bang kunnen zijn. En over hoe je soms toch dingen doet die je eng vindt en dan opeens trots bent. Of hoe je soms besluit om geen enge dingen te doen en je lunch aan de iguana laat.

dinsdag 15 januari 2008

One of them

In de film “Little Children” zit de prachtige Kate Winslet met haar dochter in de speeltuin. Ze kijkt van een grote afstand naar de andere moeders. Trieste, ingekakte dames zonder sex appeal, die leven op de klok van de telkens terugkerende evenementen van “breakfast”, “snacktime” en “naptime”. Gruwelijk, denk je als kijker mee met de aantrekkelijke Kate. Het lijkt wel een gevangenis. Nee, dan liever de spanning en sensatie die zij zoekt, zoals een vrijpartij met een onweerstaanbaar sexy thuisblijfvader (ja, ik weet het, dit klinkt ongeloofwaardig, maar in het suburbia van Kate loopt er blijkbaar toch eentje rond) in het washok van zijn huis.

Nou maak ik zelf dit soort sappige episodes bepaald niet mee, maar ik begrijp wel de antropologenblik van Kate Winslet in de zandbak. Op de een of andere manier wil ik de moeders van de Upper West Side (de buurt waar ik woon) wel bestuderen, maar van een afstand. Ik wil er zelf geen onderdeel van worden.

Een vriendin van mij is Cubaanse, woont in New Jersey en geeft Spaanse les aan Upper West Side dames. Toen ik hier net kwam wonen, gingen we samen lunchen en zaten we te lachen om die verwende moeders met hun fulltime nanny’s, hun housekeepers en hun wekelijkse bezoekjes aan kapper, masseur en nagelstudio. Op een gegeven moment vroeg ik me bezorgd af of ik het hier wel naar mijn zin zou krijgen. Ik woonde toch ook aan diezelfde Upper West Side. Mijn vriendin vond dat ik mij geen zorgen hoefde te maken. “Just do not become one of them”, was haar advies. En af en toe hoor ik een stemmetje in mijn hoofd haar advies herhalen:

Do not become one of them. Word niet zo’n hysterische, overgeorganiseerde moeder die alleen nog maar over haar kinderen kan praten, haar man als een buitenaards wezen bespreekt en joggend achter de kinderwagen haar kinderen naar school brengt. Word niet zo’n verwende, neurotische Upper West Side vrouw met een verbeten trek op haar gezicht en een onvermogen om adem te halen (behalve tijdens haar yoga klas).

Kate Winslet in “Little Children” probeert zich te onttrekken aan het lege leven van de Amerikaanse suburbs (a la “American Beauty”), maar tegelijkertijd ook aan het moederschap zelf. Op het eind van de film brengt ze haar dochter zelfs in gevaar door haar eigen drang naar vrijheid. Dan keert ze op haar schreden terug en kiest voor haar kind, kiest voor het moederschap in suburbia.

En daar zit hem misschien wel de kneep. Om echt te aarden in een nieuw land, in een nieuwe stad, in een nieuwe cultuur, moet je voor een deel ook wél “one of them” worden. Niet alles hoef je over te nemen natuurlijk, maar je kunt ook niet altijd aan de zijlijn blijven en alles slechts hoogst interessant vinden.

Dus verschuif je telkens een piepklein stukje. Elke week je nagels laten doen; dat is toch eigenlijk wel verzorgd? Zo’n massage kan op zijn tijd enorm ontspannend zijn. En een fulltime nanny is misschien wat veel, maar parttime is het misschien toch het overwegen waard? Help: I become one of them!!!

donderdag 10 januari 2008

The Experts

Met een lange wintervakantie in het vooruitzicht werd door een aantal moeders een “playdate”voorgesteld met J (die nu 3 en een half is). Die suggestie lijkt aanlokkelijk. Natuurlijk had ik ontzettend veel zin om lekker met het gezin voor de kerstboom te zitten, leuke dingen te gaan doen en het oude jaar uit te luiden. Aan de andere kant was er ook ergens een visioen van verveling, dreinen, lang binnen zitten, een overdosis televisie, leuke uitjes voor een driejarige die plaatsvinden tijdens de slaaptijd van een baby, een oppas die de hele vakantie niet kan. Heerlijk als je kind dan even een paar uurtjes uit spelen gaat bij een vriendje of vriendinnetje. De ene moeder een paar uurtjes vrij (dat wil zeggen: met één kind in plaats van twee), en de volgende keer de andere moeder een paar uurtjes vrij. Heerlijk toch?

Maar zo zit het concept van een playdate hier helaas niet in elkaar. Een playdate is helemaal geen paar uurtjes vrij voor de moeder. Als moeder word je namelijk geacht mee te gaan naar een playdate, omdat je op die manier jouw kind allemaal wijze lessen kan bijbrengen tijdens het spelen. Die wijze lessen komen meestal uit de meest recente “parenting manuals”.

Op de eerste playdate stelde J (gekleed in het roze rokje van zijn zusje, dat plotseling zijn lievelingskledingstuk is geworden) aan zijn vriendje voor om in het keukentje te gaan koken. “I love it when boys develop their feminine side!”riep de moeder. Ze vertelde dat haar man nog geen ei kon bakken, maar dat ze haar zoontje graag wat meer geëmancipeerd zou willen opvoeden. Onmiddellijk ging ze ernaast zitten en deed haar bestelling in het “pretend-restaurant”van onze aanbiddelijke zoontjes. Haar zoontje had zijn “feminine side”echter duidelijk iets minder ontwikkeld. Na een eerst enthousiaste “hug” ramde hij er lustig op los: op J dus. En hij sloeg best hard. J was voortdurend aan het huilen: “He hit me!” Nou denk je als moeder al snel dat het andere kind veel vervelender is dan jouw kind, maar in dit geval wist ik het zeker. Bij een playdate onttrekt namelijk niets zich aan het oog van de moeders.

Misschien toch wel goed dat ze mee is gegaan, dacht ik nog. De moeder nam haar zoontje telkens apart en sprak hem bezwerend toe: “Why did you do that? That is not nice. J is your friend! (lange uithaal) Are you hungry? Yes, I think you are hungry. Or tired? Oh, you must be so tired!” Het was tien uur ‘s ochtends, maar blijkbaar was deze kleine bulldozer al uitgeput? Ze bleef zich maar tegenover mij verontschuldigen. Ik begon op de klok te kijken om te zien hoe lang dit nog zou moeten gaan duren.
Toen het boze jongetje daarna niet het juiste koekje kreeg als snack, besloot hij zich helemaal over te geven aan een driftaanval, een “tantrum” heet dat hier. Zijn moeder bleef hem omhelzen en rustig toespreken. “What do you want, honey? No, do not hit mommy. Do you want to play with the trains?” (“divert the tantrum” heet dat, je schijnt zo’n driftaanval te moeten “omleiden” naar een andere stemming)

Ze moest toch koken van woede. Maar omdat de moeder niet boos werd en ik des te bozer, deed ik toen iets wat hier een grote VERBODEN DAAD is. Ik pakte de kleine bulldozer bij zijn schouders en keek hem aan: “There is NO HITTING in this house”, zei ik met boze stem. “If you do that one more time, the playdate is OVER!” Hij leek hiervan even zo geschrokken dat ze daarna een tijdje redelijk lief gingen spelen met de treinen.

Ik was bang dat ze het niet op prijs stelde, want het aanspreken van andermans kind is niet bepaald gebruikelijk. Misschien vond ze het wel vervelend, maar ze zei niets. Misschien was ze wel blij verrast. (niet mijn verdienste overigens: vreemde ogen dwingen nou eenmaal) Hoe dan ook, de driftaanval was gelukkig “omgeleid”.
Wij dronken onze koffie. Uiteraard naast de kindjes op de grond. In de oase van relatieve rust begon ze te vertellen hoe ze zich verdiepte in de psyche van haar zoontje. Dat dit gedrag neurologisch helemaal klopte, dat had ze gelezen in haar laatste boek. En dat haar zoontje J juist leuk vond en ze juist zoveel op elkaar leken… En dat hij daarom soms zo bazig kon zijn.

Een andere moeder had thuis een ware bibliotheek aangelegd van boeken die het gedrag van haar peuter verklaarden. “It explains SO much!”, vertelde ze blij. Haar dochter schreeuwde twee uur lang het hele huis bij elkaar. Dit keer durfde ik niet in te grijpen.

Bij een andere playdate rende de moeder, die net een tweede kindje had gekregen, het huis rond om te voetballen, haar postnatale buik nog zwabberend van de bevalling. “Als je even wil zitten? Ben je niet een beetje moe?”vroeg ik. “No, I feel GREAT!”, riep ze en ze was helemaal niet moe. Ze wilde gewoon intensief tijd besteden met haar dochter, omdat ze over tien dagen weer naar haar fulltime baan moest… Ze had gelezen dat het belangrijk was om vooral je oudste niet het gevoel te geven dat ze nu op de tweede plaats komt.

Tijdens weer een andere playdate vroeg een moeder zich af waarom haar dochter toch altijd wilde rennen. (omdat ze 3 jaar is?) Ze had daar nu een en ander over gelezen en haar dochter zou naar een soort atletiekclubje gaan om haar behoefte aan rennen te bevredigen.

De playdates van deze wintervakantie hebben in ieder geval weer een hoop kennis opgeleverd uit de laatste “parenting manuals”. Natuurlijk zijn we allemaal af en toe onzeker of we het wel goed doen. Waarom wordt mijn dochtertje altijd om vijf uur wakker? Waarom wil mijn zoontje uitsluitend pasta eten? Waarom is mijn dochter soms zo boos? Waarom, waarom, waarom? En vooral: wat kan ik eraan doen?

Ik kan me zo voorstellen dat in een dorp in vroegere tijden (ik zie meteen een soort Anton Pieck tafereeltje voor me…) ouders, zussen en ook de buren een handje meehielpen in de opvoeding. Dat tips en adviezen werden uitgewisseld tijdens het ophangen van de was. Dat een tante ook kon ingrijpen als een kind zich misdroeg. Of een buurvrouw. En dat dit niet werd gezien als verboden bemoeizucht, maar als hulp. In feite zou deze hulp nog steeds van harte welkom zijn. Zoals de titel van het boek van Hillary Clinton uit 1996 al zei: “It takes a village” (to raise a child) (It takes a Village)

De moderne moeder in de grote stad heeft echter een boekenkast vol met adviezen van zogenaamde experts; verder staat ze er alleen voor. De adviezen uit de boeken gaan toch wel erg vaak in de richting van onvoorwaardelijk begrip voor de leefwereld van het kind en weinig begrip voor de leefwereld van de moeder. Het kan misschien geruststellend zijn om te weten dat het vaker voorkomt dat een jongetje van drie driftaanvallen heeft. Maar ondertussen zit de moeder er midden in. En wordt ze er gek van! Bovendien suggereren al die boeken dat een moeder een enorme invloed kan uitoefenen op de ontwikkeling van haar kind. En dat ze er dus in feite verplicht continu moet ZIJN voor haar kind. Niet alleen fysiek, maar vooral ook emotioneel. Zo legde een moeder aan een vriendin uit hoe zij het redde met haar zeer jonge kinderen: “I just do not sleep” Haar “me-time” was van 3 tot 5 ’s nachts met de baby aan de borst. Ongetwijfeld is deze leefstijl ook ergens in een handboek aangeraden.

In zijn boek “Paranoid Parenting” uit 2002 schreef Frank Furedi al dat het misschien wel het beste voor je kind is om alle adviezen van de experts te negeren. (Paranoid Parenting) Moeten we niet eens gaan leren dat wij zelf de beste experts zijn? En vooral dat we niet zulke rare eisen aan onszelf moeten stellen? Misschien onze kinderen soms gewoon wat meer met rust laten tijdens het spelen en alleen ingrijpen in noodgevallen? Dan kunnen we misschien een keer een gesprekje over onszelf voeren tijdens ons kopje koffie?

De wintervakantie is voorbij en ik heb een pauze ingelast. De komende tijd even geen playdates meer!