woensdag 26 september 2007

Preschool Panic

Afgelopen week zag ik op de school van mijn zoontje een groepje nieuwe ouders staan. Ze stonden te wachten om te worden rondgeleid door de eventuele nieuwe school van hun tweejarige peuter. Voor ouders in New York een reden voor enorme onrust: “The Preschool Application Process”. Iedereen begrijpt het als je in deze periode even geen tijd hebt voor anderen, als je een keertje iemand afsnauwt of uitslag in je nek hebt. Mijn buurvrouw vroeg me vorig jaar in de lift of ik ook slapeloze nachten had van het “preschool application process”. Bij het Jewish Community Center in onze buurt kon je vorig jaar zelfs een workshop volgen: “How to deal with the stress of the preschool application process?” Ik had geen idee waar iedereen het over had. De preschool application process gaat toch over het uitzoeken van een peuterspeelzaaltje voor je peuter? Wat heb ik gemist? Wat is hier aan de hand?

In New York begint de leerplicht met vijf jaar, maar vóór die tijd gaan de meeste kinderen vanaf twee of drie jaar oud naar een preschool. Deze scholen zijn per definitie privé, omdat de leerplicht pas later begint. Een soort kruising tussen een peuterspeelzaal en het begin van een kleuterschool dus. Logisch dat je daar even een kijkje neemt voordat je kind er naar toe gaat. Maar hier gaat het niet alleen om een kijkje nemen…

Op dit moment is in New York een babyboom gaande en zijn er een beperkt aantal plekken voor een steeds groter wordend aantal kinderen. De preschools kunnen dus selectief zijn. En dat zijn ze ook. Nu het lastig is om te bepalen of een peuter van twee een genie is of een nitwit, wordt voor het gemak maar even afgegaan op de positie van de ouders: hun baan, hun maatschappelijke status, hun financiële middelen (niet onbelangrijk nu het schoolgeld voor deze scholen varieert tussen de 12.00$ en 25.000$ per jaar per kind voor meestal een paar uur per dag). Zo vertelde een andere buurvrouw mij dat zij de inschrijvingen voor haar kind nog een jaartje uitstelde. Ze was bezig met een opleiding en verwachtte binnen een jaar een betere baan te krijgen. Op deze manier hoopte ze haar kansen op een plek voor haar dochter op één van de beste preschools te verhogen. Voor ons was het relatief makkelijk. Onze kansen waren enorm verhoogd, omdat wij uit Europa komen, een andere taal spreken en dus bijna per definitie kosmopoliet, exotisch en interessant zijn.

Doordat de scholen selectief zijn, moeten ouders hun best doen om een goede indruk te maken tijdens de parent tour. Daarna moeten ze verschillende keren slijmerig opbellen om te zeggen dat ze de school FANTASTIC vinden, brieven schrijven om aan te geven dat deze school echt hun eerste keuze is, de zogenaamde “first choice letter”. En deze brief vervolgens aan tenminste 10 scholen sturen, want je kan geen risico nemen. Tja, en dan is het uiteindelijk natuurlijk maar hopen dat de kleine peuter geen driftaanval krijgt tijdens zijn “interview”, dat uiteraard altijd gepland is tijdens zijn slaapuurtje.

Maar wat zijn de beste preschools en waarom is het zo belangrijk dat je kind daar terecht komt?
De meest prestigieuze preschools, die hier de “elite schools” worden genoemd, zijn in de regel de meest selectieve preschools. De preschools waar de meeste kinderen worden afgewezen dus. Dat hoeft niets te zeggen over de kwaliteit, al is er op deze scholen vaak wel veel geld, waardoor je natuurlijk meer kan doen als school. Sommige preschools, met name aan de Upper East Side, nemen alleen kinderen uit die buurt aan waardoor vanzelf alleen zeer rijke kinderen op de school komen. Maar de beste preschools zijn vooral de preschools die de kansen op een goede vervolgschool weer verhogen. En daar zit hem de kneep. Op websites en in brochures van de preschools staat altijd een lijst met de scholen waar de alumni (ja, de vijfjarige alumni inderdaad!) na de preschool naar toe zijn gegaan. De juiste preschool verhoogt weer de kans op een plek op de juiste vervolgschool, juiste middelbare school en uiteindelijk de juiste universiteit.

De juiste universiteit is voor ouders uiteindelijk de ultieme manier om hun eigen bevoorrechte positie door te geven aan hun kinderen. Mitchell Stevens, professor aan New York University, schrijft in zijn net nieuw verschenen boek “Creating a Class, College admissions and the Education of Elites”:
“My research suggests that one profound result of higher education’s expansion has been the entrenchment of a complicated, publicly palatable, and elaborately costly machinery through which wealthy parents hand privilege down to their children.”

Het klaarstomen voor de universiteit begint dus in feite al bij het kiezen van de juiste preschool. Door de juiste preschool te kiezen, start een keten van juiste scholen. Ook meer algemeen wordt overigens de opvoeding van kinderen indirect bepaald door de eisen die universiteiten stellen aan studenten. Stevens:
“The rise of the credential society has been accomplished by a value system in which the terms of college admissions are also the goals of ideal child rearing and the standard of youthful accomplishment in American popular culture. These goals and standards are most explicitly depicted in the attributes elite colleges say they are looking for in applicants: measurable academic and athletic ability, demonstrated artistic accomplishment, and formally recognized philanthropic service.”

Het gaat niet alleen om de juiste preschool, maar ook om goede bijlesleraren, horen bij de beste 10% van de klas, het stimuleren van de juiste buitenschoolse activiteiten: sport, vrijwilligerswerk, kunst, muziek etc. Zoals ik vorige week beschreef (zie hieronder “Perfect Madness”) zie je deze druk op kinderen al heel vroeg in de ontwikkeling. Zodra de ontwikkeling mogelijkerwijs door ouders kan worden bijgestuurd, gestimuleerd of aangezwengeld, dan moet deze kans direct worden gegrepen. Al deze activiteiten leiden uiteindelijk tot een CV dat kan worden getoond bij de inschrijvingen voor de universiteiten. Het feit dat ouders volledig schoolgeld kunnen betalen en daarbij ook nog grote donaties kunnen doen aan de universiteit helpt uiteraard ook mee. Stevens:
“By the time upper-middle class seventeen-year-olds sit down to write their applications, most of the race to top colleges has already been run and they already enjoy comfortable leads”

Terug naar de preschools. In Manhattan is de situatie nogal ver doorgeslagen. Buiten New York ligt het iets anders, omdat daar de openbare scholen vaak weer beter zijn. Daar doen ouders dan weer hun uiterste best om te zorgen dat ze in het juiste schooldistrict (lees: rijkste schooldistrict) komen te wonen om daarmee te garanderen dat de kinderen op de betere openbare scholen komen. Deze openbare scholen zijn vaak beter, omdat in de rijkere districten de “property taxes” hoger zijn. In feite betalen families dus zo indirect ook een soort schoolgeld. En uiteindelijk gaat het ook hier er weer om op de beste universiteit te komen.

Uiteraard lukt het uiteindelijk maar een heel klein gedeelte van de ouders om hun kind daadwerkelijk op een top 10 universiteit binnen te krijgen. Maar, zoals Stevens in zijn (zeer interessante) boek beschrijft, het gaat erom dat niet alleen binnen de elite maar ook in andere klassen in de samenleving de gehele opvoeding en opleiding van kinderen wordt ingegeven door de eisen van de universiteiten. Met andere woorden: niet alle ouders kunnen ervoor zorgen dat hun kinderen al vanaf 2 jaar op een elitair peuterschooltje zitten, maar alle ouders doen wel wat ze kunnen. Ze proberen zoveel mogelijk te voldoen aan de eisen van de universiteiten binnen het budget en de tijd die beschikbaar is.

Of de kinderen hier blij van worden? Dat kunnen we zien aan de ouders die zelf ooit op deze manier zijn klaargestoomd voor de universiteit. Zodra zij hun bevoorrechte positie in de maatschappij hebben ingenomen, kunnen ze gaan trouwen, kinderen krijgen. En voor ze het weten zitten ze bij de negende school te wachten op een “parent tour” voor hun tweejarige peuter. Het ziet er niet bepaald ontspannen uit…

dinsdag 18 september 2007

Perfect Madness

Deze week is mijn oudste (3 en een half) begonnen op zijn eerste echte school. Met zijn lunchbox in zijn hand lopen we ‘s ochtends naar school en kletst hij honderduit, terwijl ik hem trots in zijn hand knijp. ‘s Middags sta ik voor de deur van het klaslokaal te wachten met een andere moeder. “Are you stay-home mom too?”, vraagt ze. “Yes”, antwoord ik. Hoewel ik af en toe probeer een aantal carrière gerelateerde activiteiten te ontplooien, laat ik dit voor het gemak maar even ter zijde. Zij is ook “stay-home” zegt ze, maar ze heeft vanaf vandaag wel een fulltime nanny ingehuurd. Een type C mother dus, met 100% me-time? (zie eerste blog-entry) Zo ziet ze er niet echt uit. Eerder lijkt ze volledig uitgeput en ziet het ernaar uit dat de nanny geen dag later had moeten beginnen.

Zo zie je wel vaker extreem vermoeide stay-home moeders op de rand van overspannenheid, waarbij je je dan afvraagt waar ze zo moe van zijn. Als buitenstaander denk je misschien: Hoe moeilijk kan het zijn? OK, een huishouden runnen is meer werk dan je denkt, maar daar hebben ze vaak toch een huishoudster voor. En de kinderen? Dat is toch allemaal niet zo zwaar? En vooral toch ook leuk?

WRONG! Als ik om me heen kijk, dan zijn moeders meer dan 100% van de tijd bloedserieus met hun kinderen bezig, vanaf het moment dat hun baby is verwekt tot en met de universiteit. Vanaf het begin hoor je een “MOM” te zijn in tegenstelling tot een “ mother”. In het boek “The Mommy Myth” van Susan Douglas en Meredith Michaels wordt opgemerkt: “Mom” means you’re good and nurturing while “Mother” means you’re not. Note the media uses of “ celebrity mom” versus “ welfare mother” and “stay-at-home mom” versus “working mother’.

Laten we eens kijken aan welke eisen een goede MOM voldoet. Let op: deze eisen gelden in feite voor werkende en niet-werkende moeders. Ze zijn gebaseerd op mijn volledig subjectieve beeld van de norm die ik hier om me heen zie, maar deze norm wordt in de regel wel bevestigd door bladen als “Parenting” en boeken over ouderschap en opvoeding. Daar gaan we:

• Een goede MOM is altijd beschikbaar en altijd vrolijk. Van elke saaie huishoudelijke taak maakt ze een grappige en gezellige bezigheid. Ze is nooit gehaast en doet alles in kindertempo. Ze wordt daar zelf niet sloom van.
• Een goede MOM geeft haar kinderen verantwoord (liefst biologisch) te eten. Voor alle kinderen maakt ze, zo nodig apart, zelfgemaakt eten. Ze houdt rekening met verschillende allergieën.
• Een goede MOM is het beste speelkameraadje van haar kind. Ze zorgt ervoor dat haar kind zich nooit verveelt. Ze bedenkt gekke spelletjes en speelt altijd mee, op de grond. Bij playdates spelen beide MOM’s op de grond mee.
• Een goede MOM gebruikt de televisie NOOIT als elektronische oppas. Als ze dat toch doet, dan kijkt ze zelf mee naar verantwoorde dvd’s als Baby Einstein, waar ze kan kiezen uit Baby Picasso, Baby Bach (enhances baby’s brain development!) of het “language center” (“total immersion in different languages”)
• Een goede MOM brengt haar kinderen NOOIT naar daycare. In plaats daarvan gaat ze de eerste drie jaar naar honderden “mommy and me” klasjes, zoals “ Mini Mozarts”, “ Mini Monets” of “mommy and me yoga”. Dat vindt ze nooit saai, maar juist “a lot of fun”.
• Een goede MOM accepteert de ZEN van het moederschap. Dit betekent dat ze niet baalt dat haar eigen carrière on hold is gezet, want mannen en vrouwen zijn nou eenmaal verschillend (terwijl ze in haar pre-moeder leven had geleerd dat ze alles kon doen wat ze wilde en haar carrière juist belangrijk voor haar was)
• Een goede MOM zorgt dat haar kind continu “engaged” is. Op reis in het vliegtuig wijst ze alles aan en legt uit wat er gebeurt. Dit is leerzaam en van groot belang voor het kind. Ze zucht nooit en vraagt zich niet af hoe lang de vlucht nog duurt.
• Een goede MOM praat voortdurend met haar kind, omdat dit van belang is voor de ontwikkeling van de spraak. Met haar baby gaat ze naar een klasje om “sign language” te leren, zodat ze ook met haar baby voortdurend kan communiceren.
• Een goede MOM doet alles wat haar kinderarts zegt. De meest vreemde testen laat ze uitvoeren, want ze wil toch niet op haar geweten hebben dat…
• Als de kinderen ouder zijn, zet de goede MOM zich volledig in als vrijwilliger voor de school of voor een oudervereniging. Verder rijdt ze haar kinderen heen en weer naar clubjes (Dit speelt uiteraard meer in de suburbs en niet in New York)
• Een goede MOM mag misschien wel werken (als het moet), maar moet zich daarbij wel continu schuldig voelen over haar afwezigheid
• Een goede MOM kent maar twee gemoedstoestanden: bezig met haar kind of gebukt onder schuldgevoel

Geen wonder dat zoveel moeders, stay-home of werkend, zo uitgeput zijn. Stay-home moeders zijn aan het eind van hun Latijn en werkende moeders zeggen vaak dat ze uitrusten op hun werk (waar ze zich dan weer schuldig over voelen). En dan heb ik het niet alleen over het slaapgebrek van de baby-tijd. Ook als de kinderen wel slapen, zijn de moeders moe, moe, moe. Is dit gewoon nou eenmaal het moederschap? Of ligt het aan de eisen die moeders aan zichzelf stellen. En hoe komt het dat moeders deze eisen aan zichzelf stellen? Juist de moeders die in de jaren tachtig en negentig goede opleidingen hebben gevolgd en goede carrières hebben gemaakt?

In het boek “Perfect Madness” noemt Judith Warner dit de “Mess of the Mommy Mystique”. Warner legt een link met de vrouwen in de US in de jaren tachtig en negentig:
“Rather than becoming rebels or pioneers like our baby boom predecessors, we became a generation of control freaks. The signs were everywhere. Eating disorders. Lactose intolerance. The general popularity of one-size-fits-all food allergies. It was like an outbreak of modern-day hysteria: “ epidemic” numbers of young women could not eat, could not drink, could not exist in the world as they found it. But they could –and they did- make every effort to control their environment. Regulating, with astounding amounts of physical and mental energy, the intake and output from their bodies. How surprising is it, then, that when we became mothers, we took to briefing and regulating our children’s environments –cheered on by parenting magazines and their advertisers, and reinforced in the sense of our rightness by the increasingly anxiety-filled world we saw around us?”

Dus moeten deze vrouwen gewoon ophouden met dit “gekke gedoe”? Zo makkelijk is het niet. Deze generatie vrouwen is opgevoed met het idee dat ze alles konden bereiken en alles konden worden wat ze wilden (al moesten ze daarvoor soms hun eetpatroon controleren). Ze gingen gelijk op met de mannen om hen heen. Vervolgens blijkt dit na de geboorte van de kinderen plotseling een illusie. Hier in New York zie ik de zorg voor de kinderen toch bijna altijd op de vrouwen neerkomen en geven vrouwen hun carrière geheel of gedeeltelijk op. Dat is voor veel vrouwen frustrerend en deprimerend, hoe veel ze ook van hun kinderen houden en hoe geweldig het verder ook kan zijn om kinderen op te voeden. Misschien dat het opvatten van het moederschap als volledige zelfopoffering ten bate van de kinderen deze vrouwen helpt hun zelfrespect te herwinnen? Het moederschap is nu in ieder geval heel erg moeilijk en heel erg zwaar. Maar veel respect lijkt daar verder ook niet mee te winnen. In Amsterdam ken ik wél veel gezinnen waar zorgtaken eerlijk(er) worden verdeeld en man en vrouw een eigen carrière hebben. En waar ook minder “gek gedoe” is rondom de kinderen. Is hier een link?

Zo meteen ga ik mijn zoontje weer ophalen van school. Als ik de vermoeide moeder weer zie, zal ik haar veel plezier wensen met haar “me-time”. Even geen mommy-gym spelen, even aan een tafel zitten in plaats van op de grond, even een boekje lezen of de krant? Is het niet jammer dat dit alleen mogelijk is met een nanny? Misschien doe ik het zo wel gewoon even thuis! Een uurtje verboden televisie? Een stukje in de krant lezen en de kinderen zelf laten spelen? BAD MOM, BAD MOM!

dinsdag 11 september 2007

De Nanny Diaries (2)

Iedereen bedankt voor alle reacties op mijn verhaal over nanny’s in New York! Daar heb ik heel veel aan. Inhoudelijke reacties zijn het leukst op de blog zelf, want dan kunnen anderen ze ook lezen. Dus volgende keer: via comments kan je ook reageren!

Mijn volgende post gaat weer over een ander onderwerp, maar hier nog mijn reactie op het commentaar via blog en via e-mail over de nanny’s:

Allereerst een reactie op de moeders die schreven over hun nanny’s en de nanny’s die zij om zich heen zien: Uiteraard zijn er ook genoeg nanny’s die een goed bestaan hier in New York hebben opgebouwd. Ze zijn inmiddels wellicht al tweede generatie of hebben door hard werken zichzelf opgewerkt tot een middle class bestaan. Ik zie ook genereuze en sympathieke werkgevers. Kortom, niet alle nanny’s hebben een vreselijk leven. Sterker nog: sommigen hebben een bijzonder aardige deal!

Ik wilde de aandacht vestigen op een aanzienlijk deel van de nanny’s dat het wel zwaar heeft hier in New York. En ik wilde de aandacht vestigen op het feit dat het hier in de regel gekleurde vrouwen betreft. Bij verschillende bijeenkomsten van Domestic Workers United (een soort vakbond voor nanny’s en andere domestic workers) heb ik verhalen gehoord over “live-in nanny’s” die opgesloten zitten in kastelen van villa’s in de suburbs of in luxe apartementen op Manhattan, waar ze slapen in kamertjes zonder verwarming of airconditioning, niet of te laat een hongerloontje krijgen uitbetaald en nooit een vrije dag hebben. Als ze protesteren, wordt gedreigd met aangifte van hun illegale status bij de Immigratiedienst. Dergelijke verhalen zijn excessen, maar er zijn er wel opvallend veel van. En van minder extreme varianten, waarbij simpelweg respectloos met nanny's wordt omgegaan, zijn nog veel meer voorbeelden. Wellicht dat dit te maken heeft met de zeer kwetsbare en geïsoleerde positie van nanny’s in het huishouden van een andere familie en de gebrekkige juridische bescherming die domestic workers in het algemeen genieten. Combineer dit met een illegale status en dan mag het niet verbazen dat een dergelijke situatie uitbuiting of slechte behandeling uitlokt. Overigens slepen steeds meer nanny’s met behulp van organisaties als DWU hun werkgever voor de rechter.

Ten tweede ben ik geen tegenstander van zorgmigratie an sich. Voor de vrouwen uit 3e wereld landen zit er vaak niet veel anders op; in het land van herkomst hebben zij hun kinderen of hun familie niet veel meer te bieden en in de westerse wereld kunnen zij een hoop meer geld verdienen. Zolang het armoedeprobleem niet is opgelost zal arbeidsmigratie, en dus ook zorgmigratie, blijven bestaan en ben ik daar ook niet op tegen. Dat neemt niet weg dat een tragisch gegeven blijft dat deze moeders afgesloten zijn van contact met hun eigen kinderen, terwijl ze de dagelijkse zorg hebben voor andere kinderen. Twee documentaires die over deze hartverscheurende situatie gaan zijn: When Mother comes home for Christmas en Mamma please call me

Ten slotte ben ik ook niet tegen het inhuren van hulp bij de zorg voor kinderen. Juist niet: mannen én vrouwen moeten de kans krijgen om een carrière voor zichzelf op te bouwen. Inderdaad ligt onder de nanny-kwestie ook de vraag over de verdeling van zorgtaken tussen mannen en vrouwen. Vaak is het voor de man evident dat hij fulltime gaat werken; voor vrouwen blijft een dergelijke keuze in de regel gepaard gaan met schuldgevoel en twijfel over de juistheid van de keuze. (Dit geldt volgens mij trouwens bij alle keuzes van moeders: in mijn omgeving blijven ook vrouwen die parttime werken of fulltime moeder zijn vaak onzeker over de gemaakte keuzes en zoeken hartstochtelijk naar bevestiging van die keuzes. Wat dat betreft blijft het gewoon altijd schipperen.) Die twijfel zou een stuk minder kunnen zijn als zorgtaken beter zouden worden verdeeld en ook meer zouden worden gewaardeerd. Zo lang dit echter niet het geval is, hoeven vrouwen zich wat mij betreft niet te laten weerhouden om hun eigen carrière op te bouwen. Daarbij zullen zij dan wel hulp van buitenaf moeten inroepen. In deze gevallen en met name bij het inhuren van een fulltime nanny kan het volgens mij geen kwaad dat moeders én vaders stil staan bij het feit dat zij werkgever zijn en dat zij zich rekenschap geven van de bijbehorende verantwoordelijkheden.

dinsdag 4 september 2007

De Nanny Diaries

Van de week de film “ Nanny Diaries” gezien. Dat was smullen: voyeuristisch genieten van de verhalen over puisant rijke mensen aan de Upper East Side van Manhattan. De Upper East Side: daar is het oude geld, of misschien ook wel het nieuwe geld, die scheidslijn is niet altijd helemaal duidelijk. In ieder geval wonen aan de Upper East Side de rijkste families van New York. Een meisje, net afgestudeerd antropologe, type “ girl next door”, gespeeld door Scarlett Johansson, gaat werken als nanny voor één van deze families en raakt inderdaad verzeild in de meest bizarre en in feite diep tragische situaties. “Life at the top, as seen from the bottom” Want de nanny weet alles, ziet alles, hoort alles. Dus zien wij hoe een moeder, Mrs X, naar een spa gaat terwijl haar zoontje doodziek is, hoe ze hem Frans wil laten spreken, hoe ze een consultant inhuurt om hem op de juiste privé school te krijgen, hoe ze meer tijd besteedt aan het vrijwilligerswerk bij een oudervereniging dan aan haar eigen kind, en dit alles terwijl ze volledig afstand houdt van haar kind en haar echtgenoot zich schuilhoudt in werk en affaires. Een “ type C mother”, zo wordt ze omschreven door de andere nanny’s: “a mother without a job and with 100 % me-time”.

Het verhaal over het onthechte gezin is uit het (Upper East Side) leven gegrepen. De nadruk op materiële zaken, uiterlijkheden, en het gebrek aan emotionele aandacht voor kinderen zie je hier op Manhattan, ook buiten de Upper East Side, wel vaker. Alleen is de nanny meestal geen nonchalant sexy jong meisje, op zoek naar zichzelf, zoals Scarlett in deze film, maar een vrouw uit een derde wereld land met een hard leven en een hoop bagage. Zonder hier uitgebreid op de kwaliteit van de film in te gaan (die vermakelijk, maar wel vrij ééndimensionaal was) viel me positief op dat de verschillen in ras, cultuur en klasse in deze film niet werden genegeerd, zoals meestal wel gebeurt in Amerikaanse films van dit genre. En die verschillen zijn enorm.

De eerste dag dat ik hier met mijn zoontje naar de speeltuin ging, zat een groepje gekleurde vrouwen met blanke kindjes naast de zandbak: nanny’s. Ze kauwden verveeld op hun kauwgum, riepen af en toe naar een kindje in de zandbak: “Henri, you need to share your toys!” en keken mij aan alsof ik hier niet helemaal hoorde. “ You need a nanny?” vroeg één van hen. Ik viel hen meteen op, omdat ik een moeder was met haar kind, maar ook omdat ik niet gekleurd ben. In New York is 95% van de nanny’s gekleurd, “women of color” is de politiek correcte term. Een groot deel komt uit het Caribisch gebied, maar ook zijn er veel vrouwen uit Zuid-Amerika, de Filippijnen en Afrika. Ze verdienen hier geld dat ze sturen aan hun families in het land van herkomst. Soms hebben ze een green card, vaak ook verblijven ze hier illegaal. Velen hebben hun eigen kinderen achtergelaten en voeden deze kinderen, zo goed en zo kwaad als het gaat, op via de telefoon. Armoede, slechte huwelijken en de mogelijkheid om in New York heel veel meer geld te verdienen, trekt hen hier naartoe.

Tegelijkertijd is de vraag naar nanny’s in New York groot. Uiteraard zijn er de chique Upper East Side dames die hun tijd besteden aan spa, shoppen en liefdadigheid. Maar een steeds groter deel van de ouders die nanny’s inhuren is te typeren als middenklasse en werkt gewoon keihard in de uren dat de kinderen bij de nanny zijn. Kinderdagverblijven worden in het geheel niet gefinancierd door de overheid en hebben een slechte naam. Bovendien sluiten ze hun deuren in de regel om zes uur, wat voor een fulltime werkende moeder of vader een groot probleem is. Veel serieuze carrière banen eisen lange werkdagen en continue beschikbaarheid en dit is niet te combineren met kinderen op een kinderdagverblijf. Parttime werken komt niet veel voor en als het voorkomt, dan is het meestal een carrière op een zijspoor. De “mommy track” wordt dat wel genoemd. Een nanny is dus al snel de beste oplossing voor een vader en moeder die beiden een serieuze baan hebben. Het helpt vrouwen in de 1e wereld om in het arbeidsproces te blijven en vrouwen in de 3e wereld om aan de armoede te ontsnappen. Vraag en aanbod sluiten mooi op elkaar aan; dit zijn de wetten van de economie. Geen probleem, toch?

Waarom geeft het me dan toch zo’n ongemakkelijk gevoel als in mijn buurt, de Upper West Side (een iets minder extreme variant van de Upper East Side), in de speeltuin alle kindersnacks worden uitgedeeld door gekleurde vrouwen? Maar ook dat rolstoelen geduwd worden door gekleurde vrouwen. Dat bejaarden lopen, ondersteund door gekleurde vrouwen. Dat appartementen schoongemaakt worden door gekleurde vrouwen. Dat zelfs de honden uitgelaten worden door gekleurde vrouwen. Als ik in mijn gebouw (aan de Upper West Side) in de lift een zwarte vrouw zie, dan vraag ik me af van wie zij de nanny of de schoonmaakster of de bejaardenverzorgster is. Het komt niet bij me op dat zij in mijn gebouw zou wonen, want dat komt gewoon niet voor. Het lijkt een soort apartheid, een maatschappij van bedienden en degenen die bediend worden, of van verzorgers en degenen die verzorgd worden.Iedereen hier ziet het en weet het, maar er wordt niet over gepraat. Als ik aan moeders vraag waar hun nanny vandaan komt, dan worden ze vaak een beetje zenuwachtig. Hoezo wil ik dat weten? Dat doet er toch helemaal niet toe? Ze willen gewoon de beste nanny, het maakt niet uit waar ze vandaan komt. Het feit dat de nanny vrijwel zonder uitzondering uit een andere klasse en een andere cultuur komt, wordt liever genegeerd. Het is immers een directe illustratie van de kloof tussen arm en rijk, tussen de 3e en de 1e wereld. En als het gaat om de opvoeding van kinderen in je eigen huis, dan komt dat opeens wel erg dichtbij. Maar kinderen horen niet alleen wat ze horen, maar ook juist dat wat onbesproken blijft.

Zo blijft onbesproken dat de nanny geen benijdenswaardige positie heeft, zoals overigens zoveel Amerikanen met laag geschoolde banen. Dit in tegenstelling tot haar werkgevers, die altijd een heleboel meer te verspijkeren hebben dan zij. Dat ze uit een andere cultuur komt met wellicht een heel ander beeld van een goede opvoeding. Dat de aanpak van “ What’s wrong honey? Talk about your feelings!” misschien wel niet altijd zo favoriet is bij haar. Hoewel dit nooit zo zal worden besproken, want wat heeft een nanny nou te onderhandelen? Ze moet blij zijn dat ze een baan heeft en de opvoedingsinstructies van haar werkgever uitvoeren.
Onbesproken blijft wat zij ervan vindt dat moeder en vader beiden fulltime werken, terwijl dit financieel niet strikt noodzakelijk is. En dit terwijl zij haar eigen kinderen elke dag moet missen. Zou ze de moeder die uit werken gaat voor haar zelfontplooiing echt begrijpen? Of de moeder die elke dag om zeven uur naar de sportschool vertrekt? Dat de vraag is wat zij ervan vindt dat de kinderen biologisch eten, geen televisie kijken (behalve met de ouders, als die even een “ break” nodig hebben) en op dure clubjes zitten. Dat zij leeft met de dagelijkse pijn van het gemis van haar eigen kinderen, die ze via de mobiele telefoon met hulp van andere familieleden probeert op te voeden. Dat haar oppaskinderen haar surrogaatkinderen worden, waar ze al haar liefde aan geeft, maar van wie ze ook telkens weer afscheid moet nemen, omdat de baan per definitie eindig is.
Ja, het grootste deel van de spanningen en de tragiek in het leven van nanny’s blijft onbesproken.

Op een ander niveau blijft onbesproken dat de situatie van de nanny’s in New York onderdeel is van een grotere beweging: die van de zorgmigratie van vrouwen uit de 3e wereld naar de 1e wereld, waarin steeds meer zorgtaken, inclusief de zorg voor kinderen, worden uitbesteed aan vrouwen uit de 3e wereld. Het lijkt erop dat vrouwen uit de 1e wereld zich emanciperen dankzij de zorgmigratie van vrouwen uit de 3e wereld. De vraag is wat dit zegt over onze waardering voor zorgtaken in het algemeen. Barbara Ehrenreich vraagt zich zelfs af of wij ons hiermee niet schuldig maken aan een “ care-drain” in plaats van de meer bekende “ brain-drain”, nu wij op zo’n grote schaal zorg importeren uit de 3e wereld. Wat is het effect hiervan op die landen in de 3e wereld? Een interessante visie, waar volgens mij meer onderzoek naar zou moeten worden gedaan.

In Nederland worden onder invloed van nieuwe fiscale wetgeving ook steeds meer nanny’s ingehuurd. De situatie in New York is natuurlijk anders dan in Nederland. Recht op ouderschapsverlof, zwangerschapsverlof, calamiteitenverlof etcetera: de regels zijn in Nederland een stuk vriendelijker voor werknemers en dus waarschijnlijk ook voor nanny’s. Toch zal een groot deel van de nanny’s zwart gaan werken en daardoor dus al een groot deel van de bescherming missen. Bovendien spelen in grote lijnen dezelfde vragen. Welke beelden willen we onze kinderen meegeven? Wat betekent het als een nanny uit een 3e wereld land voor onze kinderen gaat zorgen? Op welke manier gaan we om met een nanny? Hoe wordt het leven van de nanny beïnvloed door haar baan? Hoe kunnen wij zo goed mogelijke werkgevers zijn?

Zo erg als Mrs X uit de film zullen we waarschijnlijk niet snel worden en daarom kunnen we met een gerust hart naar de film kijken. Wat een vreselijke mensen! Zo zijn wij in ieder geval zeker niet. Maar een klein beetje Mrs X hebben we allemaal in ons, omdat we allemaal het beste willen voor onze kinderen en het nou eenmaal erg gemakkelijk is om te vergeten dat de nanny ook een leven heeft. Ik ben benieuwd naar de eerste Nederlandse nanny diaires.