woensdag 26 december 2007

Holidays

In verband met de feestdagen is er pas weer post op 8 januari van het nieuwe jaar

dinsdag 18 december 2007

Unfinished Business

Toen ik zeven jaar geleden op Manhattan werkte als advocaat, was ik diep onder de indruk van het arbeidsethos in deze stad. Iedereen werkte veel en hard. Ook het aantal vrouwen met serieuze carrièrebanen, inclusief moeders, vond ik opvallend hoog. Inspirerend voor mij om vrouwelijke rolmodellen te hebben en een voorbeeld voor Nederland, vond ik. In Nederland zag ik in de advocatuur nauwelijks vrouwelijke partners; hier in New York waren dat er een stuk meer.

Ik verkondigde dan ook aan iedereen hoe vrouwen hier zoveel meer geëmancipeerd waren. In Nederland ergerde ik me eraan dat al die hoogopgeleide vrouwen hun carrière aan de wilgen hingen na het krijgen van kinderen door te gaan werken in kleine, parttime baantjes. Niet nodig, dacht ik. Wat zaten die vrouwen de hele dag te doen? Soaps te kijken? Zonde: wat een kapitaalvernietiging. Heb je eerst al die jaren besteed aan een goede opleiding en werkervaring. Komt puntje bij paaltje, stap je uit de race. Gewoon een schoonmaakster nemen, goede opvang zoeken voor de kinderen en dóór op die “corporate ladder”.

De werkelijkheid was anders, heel anders. Ik had nog geen rekening gehouden met de verliefdheid die ik voelde voor mijn pasgeboren, hulpeloze baby. Ik wist nog niet dat het krijgen van een kind niet een korte onderbreking is van die o zo belangrijke carrière, maar een emotionele aardverschuiving. Dat het onvoorstelbaar moeilijk is om je kind achter te laten bij iemand anders. En dat, zelfs al heb je de beste kinderopvang denkbaar, het moederschap niet ophoudt buiten de kantoortijden, maar altijd doorgaat. Dat het moeilijk is voor moeders om hun carrière te vervolgen op dezelfde manier als voorheen, simpelweg door een gebrek aan tijd. Dat dezelfde fulltime werkende moeders, die ik zo bewonderde, een enorme prijs betalen voor hun carrière. Dat ze vaak direct zouden kiezen voor parttime werken, als hen die mogelijkheid zou worden geboden. Omdat ze het grootste deel van de ontwikkeling van hun kinderen moeten missen.

De zogenaamde powerfeministen, zoals Heleen Mees, pleiten precies voor datgene wat ik destijds propageerde. Ik volg de redenering dus, want ik dacht er vroeger ook zo over.
Toch is het als Nederlandse moeder (okay, ik woon in New York, maar ik blijf een Nederlandse moeder) beledigend om aan te horen hoe wij zitten te niksen, schaapachtig zijn, een echte carrière zouden moeten nastreven etc. Terwijl voor mij het moederschap de meest uitdagende “baan” is tot nu toe en zoveel meer gecompliceerd dan een “gewone baan” op een kantoor. Thuisblijfmoeders en parttime werkende moeders blijven naar hun hoofd geslingerd krijgen dat ze “niets doen” en zich wel enorm moeten “vervelen”. Nou, vervelen doen al die moeders zich niet, geloof me. De taken van een moeder zijn ontelbaar en gaan altijd door. En daarbij komt: ze zijn van onschatbaar belang.

Fleur Jurgens breekt een lans voor deze thuisblijfmoeders en alle andere moeders met parttime banen, in haar nieuwste boek Leve de burgertrut. De burgertrut moet in ere worden hersteld als hoedster van de moraal, die het vuil van de boze buitenwereld letterlijk en figuurlijk buiten de deur houdt. Haar kinderen brengt zij normen en waarden bij door rust, reinheid en regelmaat in het huishouden te brengen. Haar echtgenoot moet weer het respect krijgen dat hij verdient als kostwinner voor het gezin. Het gezin terug als hoeksteen van de samenleving. Jurgens schrijft:

“Het is tijd het alledaagse, het onopvallende, het vanzelfsprekende, het onbaatzuchtige, het opofferingsgezinde weer op waarde te schatten. Het is tijd voor een herwaardering van oude huiselijke waarden. Het is tijd voor een rehabilitatie van het gezin, dat dankzij haar ongeëvenaarde kracht alle aanslagen heeft overleefd. Daarom dit pamflet: Leve de burgertrut!”

Een logische reactie op al die kritiek op moeders van powerfeministen, maar ook van de overheid. Er zou eens wat meer waardering moeten komen voor wat moeders allemaal betekenen voor hun kinderen, hun echtgenoten, maar ook voor de samenleving.

Toch zie ik aan de andere kant in al die thuisblijfmoeders en parttime werkende moeders in mijn omgeving niet allemaal blije burgertrutten, die met veel plezier en liefde hun carrière hebben opgegeven. De gevoelens zijn gemengd. Aan de ene kant is er de vastberadenheid om er te zijn voor onze kinderen. Aan de andere kant is er ook een bepaalde desillusie. Tijdens school, studie en in de eerste serieuze banen gaan we (want ik heb het hier over mijn generatie hoog opgeleide vrouwen) gelijk op met de mannen en in onze relaties is sprake van gelijkwaardigheid. Toen we nog geen kinderen hadden, konden we ons niet voorstellen dat dit anders zou worden na de bevalling. We zouden een team zijn en de opvoeding van de kinderen samen op ons nemen. Maar dat wordt toch allemaal net iets anders op het moment dat er kinderen komen. Degene met het hoogste inkomen (bijna altijd: de man) blijft meestal fulltime werken en de vraag wie de zorg en opvoeding voor de kinderen gaat combineren met haar baan wordt een levensgroot dilemma in het leven van de moeder en niet van de vader.

In het boek van Ann Crittenden The Price of Motherhood (uitgegeven in 2001) las ik vandaag over een historisch debat in New York. In 1909 organiseerden twee vrouwenorganisaties een debat tussen Charlotte Perkins Gilman en Anna Shaw, twee prominente feministes uit deze tijd. Het onderwerp van het debat was de economische waarde van vrouwelijke huishoudelijke taken, inclusief de opvoeding van kinderen.

Gilman nam het standpunt in dat de grote meerderheid van de Amerikaanse middenklasse vrouwen onproductieve parasieten waren. Gilman:
“An “unpaid wife” is a domestic servant in the extremely wasteful and expensive class of one servant to one man”.
Werk voor het gezin zou nooit dezelfde waardering krijgen als werk buitenshuis:
“There is no equality in class between those who do their share in the world’s work in the largest, newest, highest ways and those who do theirs in the smallest, oldest, lowest ways”, aldus Gilman.

Gilman wilde gezinnen afschaffen en mensen in appartementen laten wonen waar door professionele staf gezorgd zou worden voor eten, schoonmaken, de was en de zorg voor kinderen. (een beetje zoals de huishoudens in het hedendaagse New York met fulltime housekeepers en nanny’s?) Gilman had duidelijk een afkeer van het gezinsleven en gooide de zorg voor kinderen op één hoop met alle andere huishoudelijke taken.

Shaw vond dat er wel degelijk verschil was tussen een “domestic servant” en een huisvrouw. Een huisvrouw creëert een thuis voor haar kinderen, terwijl een “domestic servant” slechts het huis onderhoudt. Shaw stelt dat huisvrouwen:
“put something economically valuable into (the husband’s income) which has increased, if not its incoming power, at least its outgoing power.”
Daarvoor, concludeerde zij, zouden huisvrouwen en moeders gecompenseerd moeten worden met een eigen inkomen dat proportioneel zou moeten zijn aan de positie die het gezin als geheel innam in de samenleving.

Het vrouwelijke publiek had er geen moeite mee om te bepalen met wie ze het eens waren: de meerderheid was het volledig eens met Shaw. Toch zijn het de ideeën van Gilman die de meeste navolging kregen binnen het feminisme.

“Shaw won the debate but lost the battle”, concludeert Crittenden:
“As that evening in New York illustrated, at the turn of the twentieth century, the women’s movement contained two contradictory strands: one that denigrated women’s role within the family, and one that demanded recognition and remuneration for it. The first argued that only one road could lead to female emancipation, and it pointed straight out of the house toward the world of paid work. The second sought equality for women within the family as well and challenged the idea that a wife and mother was inevitably an economic “dependent” of her husband.
For the rest of the twentieth century, the women’s movement followed the first path, and it lead to innumerable great victories. But in choosing that path, many women’s advocates accepted the continued devaluation of motherhood, thereby guaranteeing that feminism would not resonate with millions of wives and mothers”

Wat klinkt het debat van 1909 mij bekend in de oren. Op dit moment wordt in Nederland precies dezelfde discussie gevoerd. Gelijkheid tussen man en vrouw lijkt te zijn bereikt. De kink komt pas in de kabel als vrouwen moeder worden. Dan lopen de verhoudingen scheef en de moeders betalen de prijs. Economisch, bedoel ik dan.

Werk van moeders wordt nog steeds economisch niet gewaardeerd en moeders lopen dan ook economische risico’s als zij afhankelijk worden van hun echtgenoten. Daar heeft Jurgens het niet over. Als de echtgenoot van de burgertrut wegloopt, dan zit ze met de gebakken peren en moet ze alsnog aan de betaalde arbeid. (Of liep hij weg omdat zijn vrouw op hem zat te vitten en hem niet voldoende waardeerde voor het op zich nemen van zijn traditionele mannentaken? Dit lijkt wel te worden gesuggereerd met Jurgens’ kritiek op vrouwen die de arme mannen maar niet hun welverdiende rust gunnen)

Volgens Crittenden is het verhogen van de status van moeders door het meer waarderen van hun werk in het gezin “the great unfinished business of the women’s movement”.

Dat is niet eenvoudig en er zijn een hoop valkuilen. Zo moeten we ervoor waken dat, als de opvoeding van kinderen meer wordt gewaardeerd, vrouwen niet weer in een ondergeschikte positie terecht komen. De winst van vrouwen op de werkplek zou wel eens in gevaar kunnen komen. Ook moeten we ons serieus afvragen of de grote nadruk op het immense belang van een goede opvoeding van kinderen ook kan gaan werken als een excuus voor het verlies van een carrière voor moeders.

Het debat in New York uit 1909 is opvallend actueel. Nog steeds is er geen definitief antwoord op de fundamentele vragen over de waardering van het werk van moeders. Het zou zinvol zijn als de discussie in Nederland eens zou gaan over een nadere invulling van deze “great unfinished business”.

woensdag 12 december 2007

Better Safe than Sorry

Een Nederlandse vriendin van mij woont al erg lang in de Verenigde Staten. Ze heeft hier gestudeerd, gewerkt, haar Amerikaanse echtgenoot ontmoet en kinderen gekregen. Toch wil ze terug naar Nederland. De reden is dat ze haar kinderen niet wil zien opgroeien in een `bang land`. Een `bang land`, vraag ik haar, wat bedoel je daar precies mee?

“Toen ik hier net kwam was Amerika een land van stoere mensen, pioniers met lef die durfden te dromen en risico’s te nemen. Dat vond ik spannend en interessant. Maar daarvan is wat mij betreft niets over gebleven. Amerikanen zijn overal bang voor: overvallen, kinderlokkers, terroristen.”

Ze ging verder:

“Nadat mijn kinderen geboren waren, vloog het me aan. Die gigantische verantwoordelijkheid die op mijn schouders rustte. En dat is ook enorm. Maar hier in Amerika worden alle moeders vanaf dat moment alleen maar nog meer bang gemaakt, in plaats van dat je leert om te gaan met die verantwoordelijkheid voor je kinderen.”

Ik begrijp wat ze bedoelt. Het lijkt soms wel alsof kinderen alleen maar wezens zijn om je zorgen over te maken. Een kennis merkte eens op dat baby’s en kinderen in New York op billboards altijd worden afgebeeld met angstige hertenogen, kwetsbaar en bang. Nooit dapper en blij.

De angst voor ziektes staat, denk ik, nummer 1. Zo worden veel moeders het eerste jaar met hun baby verlamd door de angst voor wiegendood. Het idee dat je kindje tijdens de slaap zou kunnen overlijden is natuurlijk een zeer angstaanjagende gedachte. Maar als het ertoe leidt dat jij elke nacht wakker blijft om te horen of je kindje nog ademt, dan klopt er toch iets niet helemaal.
Over het algemeen geldt voor kinderen en ziektes dat elke snotneus van een kind een bezoek aan de kinderarts legitimeert. De kinderartsen werken daar zelf hard aan mee. “Better safe than sorry” is het motto.
Mijn dochter moest naar fysiotherapie volgens de kinderarts. Onzin, oordeelde de orthopeed en de neurochirurg. Waarom wordt het dan toch aangeraden, vroeg ik haar? “Tja, je weet het nooit. Baat het niet, dan schaadt het niet. En je wil toch niet de kans mislopen om je kind de beste start te geven.”. He, wat gemeen! Alsof ik mijn kind die goede start niet zou gunnen door haar fysiotherapie te ontzeggen.
Ook de reclames voor medicijnen of vaccins helpen een handje mee.“A mild cough can become a life threatening disease. Use vaccin X”, daarbij een foto van een hulpeloos hoestende baby. Dergelijke beelden zie je hier overal om je heen.

Een goede tweede is de angst dat je kind door een vreemde wordt meegenomen. Hoewel de risico’s daarop bijzonder klein zijn, worden kinderen hier werkelijk geen microseconde uit het oog verloren, want stel dat net op dat moment een vreemde jouw kind grijpt. “Stranger danger”, heet dat. In de speeltuin in Amsterdam staat op een bordje: “Kinderen moeten worden begeleid door een volwassene”. Hier staat op een bordje in de speeltuin: “No adults without children”. Een subtiel verschil, maar niettemin veelzeggend.

Dan hebben we nog bacteriën, ook geen geringe angstaanjager. Kinderen moeten tig keer per dag hun handen wassen met antibacteriële zeep, leren om in publieke toiletten niets aan te raken (dat is nog een hele kunst, maar het kan) en al hun speelgoed moet regelmatig worden besproeid met een desinfecterende spray. (“because kids and germs go hand in hand”)

Ik kan nog wel even doorgaan: de angst dat kinderen stikken in iets (choking hazard!), de angst voor allergieën, zelfs als de kinderen geen allergie hebben. Sinds kort is er een nieuwe angst bijgekomen: de angst voor speelgoed. Door allerlei “recalls”van populair speelgoed kunnen we niet meer zeker weten of onze kinderen geen loodvergiftiging hebben opgelopen door giftige verf uit een fabriek in China. We moeten dus lijsten bijhouden van teruggeroepen speelgoed en dit speelgoed allemaal per direct uit de speelgoedkast verwijderen.

Misschien kun je het vergelijken met de vliegangst die ik vroeger had. Een psychiater vertelde mij een keer dat vliegangst eigenlijk heel normaal en heel gezond is. Het idee dat je als mens gaat vliegen is namelijk niet gewoon. Bovendien is er een kans (een heel kleine kans, maar toch: een kans) dat het vliegtuig crasht en dat is een angstaanjagende gedachte. Eigenlijk voelt iedereen die angst, maar we hebben besloten om die angst met zijn alleen collectief te ontkennen. Dus gaan we in een vliegtuig boekjes lezen, films kijken en veel eten en drinken, om maar vooral te doen alsof we niet op een duizelingwekkende hoogte vliegen in een apparaat waarvan we niet met 100% zekerheid kunnen zeggen dat het ons veilig thuis gaat brengen. Op die manier kunnen we toch gebruik maken van vliegtuigen zonder verlamd te raken door de angst.

Het lijkt erop dat het hier niemand meer lukt om in een dergelijke gezonde staat van ontkenning terecht te komen. Het lukt niet om een boekje te lezen of een filmpje te kijken in het vliegtuig, maar in plaats daarvan worden de piloot en de stewardessen de hele vlucht door ondervraagd over de toestand van het vliegtuig. “Have a safe flight”. Maar niet bepaald een ontspannen vlucht.

Mijn vriendin ging door:

“Ik ben soms zelfs bang dat het niet goed zou aflopen als ze erachter zouden komen hoe ik mijn kinderen opvoed. Dat ze de politie zouden kunnen bellen en mijn kinderen af kunnen pakken”

Hier moest ik toch even ingrijpen, want ik weet dat ze een goede moeder is en haar kinderen met veel liefde en aandacht opvoedt:”Dat meen je toch niet? Dat kan niet!”

Ze legde me uit dat ze vroeger werkte op een Amerikaans advocatenkantoor dat veel echtscheidingen deed en dat in een dergelijke situatie de meest vreemde dingen tegen je kunnen worden gebruikt. Ook ik zou in een dergelijke situatie onder vuur kunnen komen te staan. Ze speelde advocaat van de duivel:

“Waar was jij vorige week vrijdag? Ik zag je nogal wild dansen met misschien net een wijntje teveel op. (ja, mag het misschien één keertje per jaar? Ik heb toch ook ontspanning nodig?) Waar waren jouw kinderen? Bij de oppas? En hoe weet je dat zij goed voor jouw kinderen zorgt? Wat voor onderzoek heb je gedaan naar haar achtergrond? Stel dat ze niet goed op jouw kinderen let, terwijl jij zo nodig alcohol moet drinken en los moet gaan op de dansvloer, omdat je ontspanning nodig hebt?”

“En je vroeg je toch laatst af waarom er weinig "playdates" bij jou thuis zijn? Kijk maar eens om je heen. De stopcontacten heb je niet afgedekt, terwijl er hier een baby rondkruipt (o ja: dat moest ik nog doen. Heb het ook aldoor zo druk. Ik ga het echt morgen doen!). Overal liggen draden waar baby’s aan kunnen trekken, punten van tafels waar ze hun hoofd aan kunnen stoten. Jouw huis is niet "babyproof". Geen wonder dat je geen "playdates" hier hebt. Stel je voor dat er iets mis gaat? Met je eigen baby? Of met andermans baby? Dan ben jij verantwoordelijk. De moeder die geen tijd had om haar huis babyproof te maken.”

Tja, ik geloof dat ze gelijk heeft. En dat is eigenlijk pas echt angstaanjagend!

maandag 3 december 2007

The Blue Ribbon

Een tijdje geleden vlogen we met het hele gezin naar Nederland. Met twee jonge kinderen een lange vliegreis maken is iets waar niemand naar uitziet. Zo had ik visioenen van verveelde, dreinende, huilende kinderen, met daarnaast totaal machteloze ouders (wij dus), geïrriteerde medepassagiers en (het ergste) keurig verzorgde, jonge stewardessen die “mee denken”. “Ach, gut, arme baby, heb jij honger dan?” Nee, ze heeft net gegeten, ze heeft geen honger. “Ach jongen, jij wil gewoon even slapen, toch?” Nee, dat heeft hij net gedaan en het ziet er niet naar uit dat hij het nog een keer gaat doen. In godsnaam: bemoei je er niet mee!!! Het is zo al erg genoeg.

Maar de werkelijkheid is altijd óf veel erger óf veel minder erg, maar in ieder geval anders dan je had verwacht. In dit geval hadden wij een New Yorkse moeder naast ons zitten met twee jonge kinderen. Precies dezelfde leeftijd als onze kinderen, eentje van 3 en een baby. Vanaf het moment dat we het vliegtuig binnenkwamen, begon ze te praten. Ze praatte met een zachte, zangerige stem waar een eindeloos geduld uit sprak.

Ten eerste praatte ze tegen haar baby, die daarbij een continue stroom van “age-appropriate toys” kreeg aangereikt. Speeltjes die precies goed zijn voor een baby van 3 maanden, omdat ze precies de juiste zintuigen prikkelen en zo de ontwikkeling van de jonge baby op cruciale punten aan- en bijsturen. Mijn baby speelde al een uur met haar handen, totdat de moeder één van haar talloze babyspeeltjes aanbood. “Thank you”, stamelde ik, terwijl ik me realiseerde dat ik eigenlijk geen speelgoed voor mijn baby had ingepakt. Het was een nachtvlucht en ik was er eigenlijk vanuit gegaan dat ze zou gaan slapen...

Als ze niet met haar baby praatte, dan was het met haar zoontje. “You see that other airplane over there? That one looks just like ours. And there they are loading the luggage that all the passengers just dropped off at the check in counter. Remember? The check in counter is where we just left our luggage. And in a couple of minutes we will first go super super super fast and then the airplane will take off and fly, high in the sky. Wow, that is supercool, isn’t it?” Daarna haalde ze een boek te voorschijn, heel toepasselijk: “At the airport” waar ze vervolgens uit ging voorlezen. Onderwijl haalde ze om de zoveel tijd weer een toepasselijk speeltje uit haar tas. De tas leek wel niet leeg te raken, gevuld met een onuitputtelijke hoeveelheid materiaal om de kinderen “engaged” te houden.

Mijn zoontje, J, hing aan haar lippen en zat half bij haar op schoot Dat had gedeeltelijk ook te maken met de biologisch en verantwoorde, maar blijkbaar toch smakelijke snacks, die ze om de vijf minuten uitdeelde. Telkens vroeg ze me of het goed was en ik knikte schaapachtig. Volledig geïntimideerd door dit vertoon van goed doordacht moederschap. Ik had nauwelijks eten meegenomen, wederom omdat ik me had ingesteld op een nachtvlucht met vooral veel slaap. Ik had nog geen enkele speciale uitleg gegeven over het vliegveld, behalve dat we in een vliegtuig naar Nederland gingen. Laat staan dat ik iets had uitgelegd over waar de koffers naar toe gaan, hoe dat allemaal in zijn werk gaat. Laat staan dat ik een boek had gekocht over het vliegveld. Wat een goed idee! In plaats daarvan had ik mijn tijd verdaan met stress over wat me te wachten stond met twee kinderen in het vliegtuig en met gepieker over of we nou wel of niet een portable dvd speler moesten aanschaffen voor J.

Mijn ontzag ging echter binnen een uur over in regelrechte irritatie. Ze bleef maar doorpraten en praten en praten, zelfs toen de kinderen wat mij betreft wel konden gaan slapen. Dan konden wij misschien nog even een film kijken. Zo hield ze ook onze J wakker met haar educatieve gezwam, totdat ik J in het Nederlands dwong om van plek met mij te wisselen, zodat hij niet meer door deze “über-mom” kon worden afgeleid.

Op Manhattan leeft onder veel moeders het idee dat het goed is voor kinderen om voortdurend te communiceren, idealiter met de moeder en anders met hun “caretaker” (lees: nanny). “Is my son/daughter engaged?”, is een veel gehoorde vraag van de moeder aan de nanny. Even niksen is geen optie. Communiceren is leren en leren is waar het allemaal om gaat om een stapje voor te zijn op de rest. Tijd is dus kostbaar. Een zwijgende moeder verdoet haar tijd en verliest een kostbare voorsprong op de andere moeders.

Na de wisseling van plaats lagen onze kinderen binnen vijf minuten te slapen. Heerlijk, even rust! Haar kinderen werden in slaap gepraat en gewiegd, maar wij hadden inmiddels onze koptelefoons op om de film te kunnen volgen en werden gelukkig even niet meer gestoord. Toen iedereen eindelijk lag te slapen kwam de stewardess melden dat er turbulentie was en dat we helaas de wiegjes voor de baby’s moesten inklappen. Even zag ik paniek in de ogen van de moeder: “I just got them to sleep” zei ze smekend, zichtbaar uitgeput. Gelukkig was de turbulentie niet hevig en kregen we gratie.

Toen een paar uur later iedereen wakker werd gemaakt voor ontbijt, pakte ze de draad meteen weer op met haar zoetsappige stemmetje. “Everybody needs to wake up now, because the plane will soon start its landing. And that means that the plane will go slower and slower and then go lower and lower, and that means that....” Aaaahhh! Vlak voor de landing nam ze nog even het afhalen van de bagage door. “All the suitcases will be put on the belt and then all the passengers can take them off the belt. Lot of people have suitcases and most suitcases are black” Waarop J schreeuwde: “We have a black suitcase!!” Ze vervolgde: “ Yes, we have a black suitcase too. But you know what? We put a blue ribbon on our suitcase, so we will always know which one is ours.” Op J’s vraag of wij ook een blue ribbon hadden, antwoordde ik dat wij helaas niet zo slim waren geweest. Wij zouden gewoon onze koffer moeten uitzoeken tussen al die andere zwarte koffers.

De mensen met kinderen verlaten altijd als laatste het vliegtuig. Waardoor ze ook het langste moeten wachten bij de douane en in New York “Immigration”. Maar ja. Je hebt al de zwaarste vlucht gehad, dit kan er ook nog wel bij. Samen met de moeder met de twee kinderen verlieten we dus als laatste het vliegtuig. Enthousiast schreef ze haar naam en adres op een papiertje, waarbij ik beleefd lachte, mijn nummer ook gaf en dacht: wij bellen elkaar nooit.

Een paar uur later zaten we al lang en breed in Amsterdam. De jetlag begon erin te hakken en ik vroeg me af in welke koffer ook alweer onze pyama’s zaten. Toen ik onze zwarte koffer openmaakte, zat ik onhandig te klooien met het slot. Tot ik nog een keer keek en schrok: De blue ribbon. Op onze koffer!

Die arme, georganiseerde moeder was vlak na ons bij de bagageband aangekomen en had daar slechts één zwarte koffer aangetroffen. Die van ons: zonder blue ribbon. Ik stelde me voor hoe ze daar stond: met een jetlag, twee kleine kinderen en de opdracht om ook hier weer verantwoord en verstandig op te reageren. Zonder haar bagage. Vastberaden om rustig te blijven en ondanks alles te blijven communiceren met haar kinderen. Ze had het natuurlijk moeten melden en moeten wachten en vervolgens was ze vertrokken zonder alle babyluiers, potjes, speeltjes, etc. Ik had extreem met haar te doen.

Mijn man ging naar het vliegveld om de koffer met de blue ribbon terug te brengen en onze koffer op te halen. Gelukkig heeft ze me nooit gebeld.