donderdag 28 februari 2008

Eco Anxiety

Vlak na 11 september 2001 was iedereen in New York angstiger dan normaal. Op mijn werk circuleerden enveloppen die werden gecontroleerd op miltvuur, een ziekte waaraan iedereen zou kunnen bezwijken. Boven ons hoofd circuleerden non-stop militaire vliegtuigen.
Elke dag was er wel weer een verhaal over een op handen zijnde aanslag met chemische wapens. Ook hoorden wij een gerucht dat er met oud en nieuw een atoombom op New York zou worden gegooid. Een paar van onze collega’s zijn daarop ook echt de stad uit gegaan om het oude jaar uit te luiden tweehonderd kilometer verderop. Wij bleven als “die-hards” in New York met gevaar voor eigen leven.

Laatst schrok ik een keer wakker van helikopters boven ons huis en een soort gerommel in de lucht (dit bleek oud en vertrouwd onweer). Het bleek allemaal niets te betekenen, maar opvallend was dat mijn eerste gedachte niet meer was: de derde wereldoorlog. Ik dacht zelfs niet aan een terroristische aanslag.

Nee, dit keer was mijn angst gefixeerd op de gevolgen van “global warming”. Na de film van Al Gore “an inconvenient truth” (die in 2007 een Oscar won voor beste documentaire) krijg ik bepaalde beelden eenvoudig niet meer uit mijn hoofd. Zo schijnt er een groot ijsblok te liggen op Groenland dat, als het smelt, enorme overstromingen tot gevolg kan hebben. Een soort tsunami keer tien, stel ik me voor. Ik heb begrepen dat bij een dergelijke overstroming onze buurt, de Upper West Side, als enige buurt van Manhattan gespaard zou blijven, maar het blijft vervelend als om ons heen alleen nog maar water is. (Wat me eraan doet denken dat ik een noodrantsoen in huis moet hebben met drinkwater, blikken soep en poedermelk. Gewoon voor het geval dat. Nederland komt overigens helemaal onder water te liggen. Dus als je in Nederland woont, kun je dat noodrantsoen net zo goed laten zitten.)

Bij de verkiezingsdebatten gaat het maar opvallend weinig over global warming, terwijl ik me hier toch ernstig zorgen over maak. In het nieuws wordt het onderwerp (nu ook in de Verenigde Staten) vaker besproken, maar ik krijg toch niet de indruk dat de hele wereld global warming tot topprioriteit heeft gemaakt. Ja, ik zag laatst een televisieboodschap van het Wereld Natuurfonds over een echt superzielige babyijsbeer die in zijn eentje op een schots drijft in de Arctische Oceaan. Door global warming smelt het ijs en verliezen de ijsberen hun habitat. Ik geef toe, ik had tranen in mijn ogen. Aan het eind van het filmpje wordt gevraagd om geld voor een opvangcentrum voor ijsberen. Opvangcentrum voor ijsberen? Hoe zielig ik het ook vind, kunnen we ons niet beter eerst massaal met zijn allen gaan richten op het redden van onze planeet? Maar ja, hoe doe je dat? Op school leert mijn zoontje dat een beter milieu begint bij jezelf. In de praktijk betekent dit dat een beter milieu begint bij, je raadt het al: MOM!

Mijn zoontje neemt een ijskastmagneet mee van school met instructies over gescheiden afval. “Waar is onze groentebak?”, vraagt hij zich af. “En waar gaan de plastic flessen naar toe?” Tja, hier werd ik even direct geconfronteerd met mijn totaal onverantwoordelijk eco-gedrag. (dat gescheiden afval hier niet bepaald wordt gepromoot is uiteraard een laf of eigenlijk gewoon geen excuus). Mama heeft geen groentebak en mama gooit alle plastic flessen in de vuilnisbak. En ja, er is eigenlijk maar één vuilnisbak.

Waar ben ik mee bezig? Ik maak me druk om global warming en ik kan zelf mijn afval niet eens scheiden? Het wordt hoog tijd dat ik mij aansluit bij de nieuwe golf van ECOMom’s!
Onlangs las ik over de nieuwe Ecomoeders: moeders die in groepjes bijeenkomen om te praten over de uitbreiding van hun (toch al vrij lange) to-do lijst met het verzorgen van afvalvrije schoollunches, lobbyen voor groene schoolgebouwen, uitsluitend boodschappen doen bij lokale boeren. Door de technologie is het huishouden een stuk minder tijdrovend geworden, maar voor de ecomoeders is het inmiddels weer een hele klus. New York Times artikel Eco Moms

Door de inspanning voor een groen huishouden houden moeders hun “ecoanxiety” in bedwang. Blijkbaar zijn er dus meer moeders met angstbeelden van smeltende ijskappen! In Callifornië is er zelfs een nieuwe vorm van therapie voor uitgevonden: de ecopsychologie. New York Times artikel Ecopsychologie. Sommige psychologen zijn sceptisch, zelfs in Californië blijkbaar. Zo wordt gevreesd dat teveel op één onderwerp wordt ingezoomd, terwijl de patiënt in kwestie misschien wel last heeft van “general anxiety disorder” (een algemene angststoornis) en zich dus overal zorgen over maakt.

Of moeders nu “general anxiety disorder” hebben of niet, van de moeders die ik hier meemaak lijken er verdomd veel aan dit syndroom te lijden. Ze maken zich overal zorgen over en dus ook over het milieu. Ze voelen zich overal verantwoordelijk voor en dus ook voor het milieu. Het verbaast me dan ook niets dat een fanatieke groene beweging juist begint bij deze moeders.

Het voelt een beetje als het opvangcentrum voor ijsberen. Natuurlijk is het van belang dat iedereen bij zichzelf begint. Dat meen ik echt. En ik vind het slecht dat ik mijn afval niet goed gescheiden aanlever. Maar waarom wordt al deze “ecoanxiety” weer naar binnen gekeerd? Waarom beginnen deze ecomoeders geen politieke lobby om overheid en bedrijven te dwingen strengere regelgeving te produceren én te handhaven? Om het onderwerp nog prominenter dan nu op de politieke agenda te krijgen? Waarom leidt de angst van de ecomoeders weer tot een uitbreiding van haar eigen to-do lijst in plaats van tot een politieke revolutie? Een beter milieu begint bij de ecomoeder, maar het probleem wordt pas echt opgelost als IEDEREEN zich druk gaat maken.

woensdag 13 februari 2008

Jupiter

Normaal gesproken lees ik liever geen opvoedbladen. Meestal blijkt dat ik iets fout doe of in ieder geval dat er nog een hoop te verbeteren valt. Toch bladerde ik een tijdje geleden bij de tandarts weer eens door het blad “Parenting”. Daar las ik een ingezonden brief van een moeder. Haar zoontje van 1 jaar speelde graag met meisjesspeelgoed en haar man vond dit maar niks. Wat moest ze doen? De “expert” van het blad vond allereerst dat we het beestje maar gewoon bij zijn naam moesten noemen. Haar man vond het maar niks, omdat het spelen met meisjesspeelgoed zijn mannelijkheid bedreigde. Het goede nieuws was dat dit helemaal niet nodig was. Haar man hoefde hier helemaal niet over in te zitten, want “pedagogische experts zeggen dat het spelen met een pop een jongetje niet homo kan maken”. Pfff, de moeder en vooral de vader kunnen opgelucht adem halen.

Mijn zoontje is ook zo’n jongetje dat graag met meisjesspeelgoed speelt. (Overigens speelt hij ook graag met jongensspeelgoed, maar daar zit niemand over in uiteraard.) Zijn lievelingsfilm is The princess and the Pauper, met Barbie in de hoofdrol, en zijn lievelingskledingstuk is een roze rokje van zijn zusje. Uiteraard komt het niet in ons op om hem hiervan te weerhouden. Al zou het hem homo maken: so what??
Wel merk ik dat hij op school steeds meer in een bepaalde richting wordt gestuurd. De school is reuze progressief en de lerares heeft me al verschillende keren bezworen dat jongens en meisje zich mogen verkleden als prinses of als monster, geen enkel probleem. Maar de andere kinderen en hun ouders denken daar anders over. “Pink is for girls”, weet iedereen inmiddels. Op partijtjes krijgen de meisjes allemaal een bordje van “the little mermaid” (een film over een zeemeermin) en de jongens een bordje van “Cars” (een film over auto’s). Waarop vervolgens een moeder, zich verkneukelend, constateert:”It is so amazing how different girls and boys are”.

Nu geloof ik (en weten we) dat jongens en meisjes, mannen en vrouwen, van nature verschillend zijn. Aan de andere kant weten we dat jongens en meisjes op een verschillende manier worden opgevoed. De aloude Nurture/Nature discussie zal waarschijnlijk nooit worden opgelost, al lijkt het erop dat de laatste tijd Nature weer meer de overhand krijgt. Boeken van medische specialisten, zoals “The Female Brain”, geschreven door een vrouwelijke neurochirurg en een bestseller hier in de VS, leggen precies uit waarom het normaal is dat vrouwen voor de kinderen zorgen en altijd tobben en waarom mannen nou eenmaal agressiever maar ook daadkrachtiger zijn. Het zit allemaal in de genen, hormonen, Nature in ieder geval dus.

Veel vrouwen vinden die boeken geweldig. “It explains SO much!”, riep een moeder enthousiast. Ja, het was een ware medische verklaring voor het feit dat zij als thuisblijfmoeder alle zorg voor huishouden en kinderen had, haar man zestig uur per week op zijn werk zat en haar zoontje het huis zo nu en dan afbrak in een aanval van woede.

Ik kan uiteraard de medische kennis van een afgestudeerde van Harvard niet ter discussie stellen. Maar ik herken mezelf en mijn familie vaak helemaal niet in al die beschrijvingen. Zo ben ik een vrouw, maar kan ik helemaal niet goed multitasken, een zogenaamde vrouwelijke kwaliteit. Als ik een interessant gesprek voer tijdens het koken, dan kan je er donder op zeggen dat of het gesprek nergens op slaat of het eten aanbrandt. Mijn man daarentegen is altijd met tien dingen tegelijk bezig. Mijn zoontje is zorgzaam en wil een prinses zijn. Mijn dochtertje pakt het speelgoed dat ze wil heben, waarbij ze het uitschreeuwt als iets of iemand haar tegenhoudt. Een vriendin van mij had hetzelfde als ik. Dat gepraat over mannen van Mars en vrouwen van Venus: "kan het misschien zijn dat ik van Jupiter kom?", vroeg zij zich af.

Het is gevaarlijk als dit soort boeken gaan fungeren als een legitimatie achteraf van een bepaalde rolverdeling. Bovendien geloof ik er niet in dat de invloed van “Nurture” nu opeens zo minimaal blijkt te zijn. Zo las ik onlangs over een onderzoek van Isabella Cherney en Kamala London (psychologen op de Creighton Universiteit en de Universiteit van Toledo). Uit dit onderzoek bleek dat jongens inderdaad meer met jongensspeelgoed spelen en meisjes meer met meisjesspeelgoed. Interessant was echter dat, als jongens werd verteld dat niemand zou zien wat ze zouden kiezen, in het bijzonder hun vader, opeens de helft van de jongens net zo vaak meisjesspeelgoed koos als jongensspeelgoed.

Jongens worden, misschien nog wel meer dan meisjes vastgepind op hun “jongensgedrag”. Een andere beststeller “The dangerous book for boys” is een soort handboek met allerlei spannende “jongens” spelletjes, die met name lijken te verwijzen naar spelletjes uit hun vaders jeugd. Het boek “The daring book for girls”, een reactie hierop, heeft een veel meer diverse inhoud. Zo worden ouderwetse klapspelletjes beschreven, maar ook is er een hoofdstuk “How to negotiate a salary” en “Finance: Interest, Stocks and Bonds”. Politieke correctheid en misschien ook de oprechte drang naar “girl power” zorgen ervoor dat meisjes worden opgevoed om van alle markten thuis te zijn. Voor jongens geldt dit niet. Een meisje kan dus gemakkelijk op voetbal, maar een jongen op ballet blijft een beetje moeizaam. Alhoewel: gelukkig zijn de “experts” het over een ding wel eens: hij wordt er niet homo van!