vrijdag 9 januari 2009

Get the boys together

J wil graag een playdate met zijn beste vriendje C. Nu ben ik zelf geen fan van playdates, vooral niet van de soort waar de moeder met haar neus bovenop de kinderen zit om met de andere moeder twee uur over basebalklasjes, vioollessen of "summer camps" voor vierjarigen te praten. Maar alas, het gaat hier niet om mij, maar om hem. En J is helemaal stapelgek op C.

Verschillende keren probeer ik de moeder dus te benaderen voor het regelen van een playdate. Op school omarmt ze me en doet ze razend enthousiast ("Sure we should get the boys together soon!"), maar ondertussen negeert ze al mijn emails en telefoontjes. Misschien heeft zij er ook geen zin in. Heel begrijpelijk en misschien een reden om het erbij te laten zitten? Maar als J me dan weer aankijkt met verwachtingvolle ogen en vraagt wanneer we naar C's huis zullen gaan, moet ik mijn eigen gene opzij zetten en daar ga ik weer. "I would love to get them together", schrijf ik in mijn laatste mail en eindelijk hapt ze toe. De playdate is afgesproken.

Op de dag van de playdate loop ik naar school en kom ik haar al eerder op straat tegen. Ze moet zich verontschuldigen, want haar oudere stiefdochter komt vandaag en daarom moet ze meteen naar huis met C. Ze was het helemaal vergeten ("So sorry!") en vraagt zich af of het ook op een andere dag kan. Geen probleem joh, zeg ik genereus, omdat ik ergens diep in mijn hart wel begrip heb voor dergelijke smoesjes om onder iets uit te komen waar je geen zin in hebt.

Nadat ik J uit school heb gehaald, gaan we een kopje koffie drinken bij een Frans bakkertje om de hoek. Het is nog vroeg en kleine T is waarschijnlijk nog midden in haar slaapje op de creche, dus is het handiger om haar iets later op te halen. Terwijl we koffie en appelsap drinken, zie ik plotseling een andere moeder een grote hoeveelheid koffie, appelsap en broodjes afrekenen. Naast haar staan twee jongetjes uit J's klas. J herkent ze meteen: het zijn het zoontje van deze moeder met.....C!!! De moeder van C staat zelf buiten te wachten.
"Hoe kan dat nou?", vraagt J verbaasd. Maar alles is mij direct duidelijk en bijna stikkend van ingehouden woede vraag ik de moeder: "Hebben jullie een playdate?". Dat beaamt ze. Ze gaan naar het park en nietsvermoedend vraagt ze me nog of we misschien mee willen gaan. "No thank you, we are terribly busy this afternoon", lieg ik.
C heeft een playdate met een ander jongetje: niet met zijn beste vriendje J, maar met het zoontje van zijn mama's beste vriendinnetje op school. De mama van C had meer zin in deze mama dan in mij en daarom heeft ze een leugentje verzonnen voor deze middag.

Opeens word ik tien jaar en denk ik: zij willen met elkaar spelen en ik mag er niet bij. Ze vinden elkaar aardiger dan mij. Mijn hoofd wordt er rood van. Het komt natuurlijk omdat ik Nederlands ben, ik zal er wel nooit bij horen. Zo gaat de maalstroom verder in allerlei sombere richtingen, nog verder versterkt door een zwaar verhoogde emotionele toestand in verband met mijn zwangerschap. Met andere woorden: opeens kan ik wel huilen.
Maar J is er ook nog en hij begrijpt het simpelweg niet. "Maar wij hadden toch een playdate met C, mama?" Ik leg uit dat het op een andere dag is en dat we nu lieve T gaan ophalen. Verdrietig bedenk ik me dat hij snel genoeg ook kennis zal maken met de wereld van vriendjes, vriendinnetjes, jaloezie, anderen buitensluiten, etc. Gelukkig is het nog even niet zover.

De volgende week krijg ik een mailtje van de moeder van C. "When shall we get the boys together? J is such a sweet kid. I love it that they are so close". "Fuck you", denk ik en ik schrijf terug:"This Wednesday should be fine"

maandag 5 januari 2009

De tweede mama

Gepubliceerd in Kerstspecial 2008 van de Groene Amsterdammer

Op Manhattan hebben de meeste gezinnen een kindermeisje. Zo kan moeder werken, en kan de meestal ongeschoolde ‘nanny’ haar eigen kinderen onderhouden. Sanne Bloemink, woonachtig op Manhattan, vraagt zich af of dit een goed idee is.

Met een derde op komst krijg ik hier in New York van andere ouders de meest uiteenlopende adviezen. Hoewel op Manhattan drie kinderen de nieuwe trend lijkt te zijn (“3 is the new 2!”), zijn de blikken in de regel toch lichtelijk bezorgd. Want het is misschien leuk om een groot gezin te hebben, maar drie kinderen is het tipping point, heb ik nu al een aantal keren gehoord. Nu zal het echt gedaan zijn met de tijd voor mezelf en zal ik ten onder gaan in het kindergeweld, zo wordt mij voorgehouden. Hoe ga ik dat allemaal aanpakken? Ik wil toch ook werken? En mijn partner heeft toch ook een fulltime baan? Maar vooral, de hamvraag: hoe wil ik het hoofd boven water houden zonder nanny?
Hier aan de Upper West Side van Manhattan, waar ik woon, is de nanny een vast onderdeel van het gezinsleven met jonge kinderen. Mijn zoontje vroeg laatst zelfs aan mij of hij niet even thuis kon blijven met de nanny. Waarop ik hem eraan moest herinneren dat dit niet kon, omdat wij geen nanny hebben. Dat was hij even vergeten. Bij zijn vriendjes en vriendinnetjes is in de regel immers altijd een nanny beschikbaar. Gaat het hier om allemaal bekakte Manhattan families? Tja, ze zijn er natuurlijk wel: de extreem rijke en verwende thuisblijfmoeders die de nanny hebben ingehuurd om toe te komen aan hun broodnodige me-time: in de sportschool, in de spa, voor de talloze liefdadigheids-bijeenkomsten, en natuurlijk gewoon om héél vaak te lunchen (waarbij overigens lunch meer een schuilnaam is voor bijkletsen of roddelen, want er wordt natuurlijk niet echt gegeten; hooguit misschien wat geknabbeld aan een worteltje of een stengeltje bleekselderij). Deze moeders besteden soms meer tijd aan hun werkzaamheden als vrijwilliger voor de oudervereniging van school dan aan hun eigen kind.
Maar in steeds meer gezinnen in New York is de nanny simpelweg de enige manier waarop beide ouders hun in de regel fulltime baan kunnen combineren met de zorg voor hun kinderen. Kinderdagverblijven zijn er wel, maar hebben een slechte reputatie en zijn bovendien niet flexibel genoeg om tegemoet te komen aan lange werkdagen. Om half zes je pen laten vallen om je kind uit de crèche te halen is voor veel werknemers geen optie. In die zin dat ze daadwerkelijk hun baan erdoor zouden kunnen verliezen. In de huidige recessie is de druk op mensen die hun banen nog vast weten te houden alleen maar groter aan het worden. Ik spreek ouders die voorlopig niet meer op vakantie gaan, omdat ze bang zijn dat hun werkplek er na terugkomst niet meer zal zijn. Survival of the fittest en winner takes all gelden nu sterker dan ooit tevoren. De nanny biedt ouders de flexibiliteit om daarmee om te gaan. En is bovendien goedkoper dan het kinderdagverblijf als je meer dan één kind hebt.
Ook voor ons zou een nanny veel voordelen bieden. De laatste weken hebben we daarom zo nu en dan eens laten vallen dat we op zoek zijn naar een nanny. Van alle kanten krijgen we nu tips en adviezen. Iedereen is het daarbij over één ding eens: een nanny is like family. Het is een waar opbieden van verhalen over hoe warm en intens de relatie is met de nanny. Waarbij de ondertoon vaak is: wij zijn zό´n leuk gezin, we zijn zό goed voor onze nanny, en onze nanny is zό dol op onze kinderen. Ze zou al dat werk bij wijze van spreken ook gratis voor ons doen. Wat uiteraard nooit het geval is.
Maar feit blijft dat de kinderen meestal enorm gehecht raken aan hun nanny en omgekeerd. Een zeer intieme band die inderdaad kan voelen als een familieband. Soms leidt deze band tot jaloezie van de moeder die voelt dat zij niet meer de kapitein is op het schip van haar gezin. Sommige moeders rouleren om die reden zelfs elk half jaar hun nanny in de hoop dat het kind niet teveel aan haar gehecht raakt. Afschuwelijk voor de kinderen en voor de nanny, maar ook een teken dat het niet altijd even gemakkelijk is voor moeders om zoveel zorg aan een andere vrouw uit te besteden. Voor de moeders die hetl lukt om over hun jaloezie heen te stappen, kan de nanny echter een enorme hulp betekenen en juist vanwege die band met haar kinderen ook voor haar een soort familielid worden. Veel New Yorkse families helpen hun nanny dan ook op allerlei vlakken: met het over laten komen van eigen kinderen uit het land van herkomst, met het bemachtigen van de juiste visa, met een ziektekostenverzekering. De familieliefde blijkt ook vaak uit de e-mails die worden rondgestuurd door moeders wier kinderen te groot zijn geworden voor de nanny: die willen er werkelijk alles aan doen om een goede nieuwe werkplek voor de meest geweldige nanny ter wereld te vinden.
Maar haar positie is niet alleen tijdelijk, die is ook afhankelijk van economische omstandigheden. In de huidige tijd van economische crisis is de nanny of de babysitter een van de eerste posten waarop wordt bezuinigd. Zeker als een van de ouders plotseling werkloos is geworden. Bij de school van mijn zoontje staan de laatste tijd opvallend veel vaders om hun kind uit school te halen: voormalige Wall Street bankiers die plotseling noodgedwongen stay home dad zijn geworden. De nanny is uiteraard de eerste die moet gaan in dat geval. Logisch natuurlijk, maar niet bepaald in overeenstemming met de eerder verkondigde zoetsappige familiegedachte. Like family? Toch niet helemaal blijkbaar. De laatste tijd tref je dan ook overal handgeschreven briefjes van nanny’s die wanhopig zoeken naar werk.
Er is altijd al een groot aanbod geweest van nanny’s en ander huishoudelijk personeel in New York: ongeschoolde, allochtone vrouwen die in de westerse wereld op zoek zijn naar betere economische omstandigheden voor zichzelf en hun eigen familie. 95 procent van hen is afkomstig uit derdewereldlanden en werkt hier, al dan niet met verblijfsvergunning, om familie hier of in het land van herkomst te onderhouden. Het is een onderdeel van de steeds verder toenemende wereldwijde zorgmigratie van de Derde naar de Eerste wereld. Vraag en aanbod sluiten blijkbaar mooi op elkaar aan. De vrouw uit de Derde wereld verbetert haar economische positie en de vrouw in de Eerste wereld kan haar carrière vervolgen naast de fulltime baan van haar partner.
Toch blijft het een raar gezicht hier aan de Upper West Side: Filippijnse, Caribische en Zuid-Amerikaanse vrouwen die snacks uitdelen aan de kinderen in het park, die rolstoelen duwen en bejaarden ondersteunen bij het lopen, de appartementen schoonmaken. Hoeveel er op school ook mag worden gehamerd op het belang van culturele diversiteit, hoeveel er ook wordt gejubeld over Obama, in de praktijk zien kinderen hier vooral donkere vrouwen in de rol van verzorgsters. Een vijfjarig Nederlands meisje, op bezoek in New York, vroeg hoe het kwam dat alle witte kindjes hier bruine mama’s hadden.
Voor de kinderen mag de nanny als een tweede moeder voelen, het feit dat de nanny ook nog een eigen familie heeft is in de regel volledig ondergeschikt aan de belangen van haar werkgever. Zo sprak ik een violiste die naar eigen zeggen de beste nanny ter wereld had. “We love her!” Er was wel enige onderhandeling over haar werkuren aan vooraf gegaan, begreep ik. Deze nanny wilde namelijk om vijf uur naar huis om haar eigen kind uit het kinderdagverblijf in Brooklyn te kunnen halen, maar dat was voor deze moeder onbespreekbaar. “Van vijf tot zeven is het spitsuur en ik heb graag dat ze mij helpt met eten koken en mijn drie kinderen in bad doen. Als ze om vijf uur weggaat, moet ik dat allemaal zelf doen!” Dit had als gevolg dat het dochtertje van deze nanny in een soort verlengde opvang moest en de nanny haar daar elke dag om acht uur ’s avonds slapend kon komen ophalen. “Ik geef haar eens per maand een dagje om vijf uur vrij, hoor”, zei de moeder nog vergoelijkend toen ze mijn blik vol medeleven met de nanny bespeurde.
Nog tragischer wordt het als de kinderen van hun moeder gescheiden leven in het land van herkomst. Ook dit komt dikwijls voor. Nanny’s die de kinderen aan de Upper West Side dagelijks verzorgen, terwijl ze hun eigen kinderen gruwelijk missen en proberen op te voeden via de mobiele telefoon.
In de documentaire When Mother Comes home for Christmas van Nilita Vacchani is te zien hoe een moeder na tien jaar teruggaat naar haar drie kinderen in Sri Lanka, waar haar zoon, inmiddels twaalf jaar oud, haar niet meer herkent en haar onhandig omhelst. Ze brengen een emotionele en intense kerst door, waarbij de moeder probeert grip op haar kinderen te krijgen en ze op het juiste spoor te leiden, terwijl ze voortdurend hun woede voelt om het feit dat ze hen heeft verlaten. Na drie weken gaat ze weer terug naar Athene om geld te verdienen in haar “gezin”. Haar kinderen leiden een relatief goed bestaan op Sri Lanka dankzij haar maandelijkse bijdragen en het lijkt dan ook voor iedereen beter dat ze weer gaat dan dat ze blijft. Het afscheid is gevuld met tranen.

Economisch is het begrijpelijk dat het gezin van de werkgever vόόrgaat. Die betaalt immers voor de diensten van de nanny en daar leven dan weer hele families van. Bovendien zijn zorgtaken al eeuwenlang economisch gezien laag gewaardeerd en worden ze dus eerder verricht door ongeschoolde of minder geschoolde werknemers. Mannen hebben zich al nooit veel bekommerd om zorgtaken en richten zich van oudsher op een carrière buitenshuis. Nu vrouwen ook de werkvloer hebben veroverd, moeten zij noodzakelijkerwijs de zorg voor hun kinderen uitbesteden. De nanny, die meer kan verdienen in de westerse wereld, besteedt op haar beurt de zorg voor háár kinderen uit aan een oma, een tante of een ander familielid. Er wordt wel eens romantisch gedaan over hoe in dergelijke communautaire gemeenschappen de overige familieleden geruisloos de zorg voor de kinderen overnemen, maar de moeder blijft toch de moeder en reken maar dat haar kinderen haar missen en zij hen. Zo lijkt het alsof de hete aardappel van de zorg wordt doorgegeven aan de vrouw met de minste opleiding en de meest kwetsbare positie.
Ik vraag me af welke boodschap ik mijn kinderen met een nanny meegeef. Laat ik ze zien dat het belangrijk is dat hun moeder zich ontplooit en bijdraagt aan het gezinsinkomen of is het eerder zo dat ze leren dat zorg iets is waar iedereen het liefst vanaf wil?