dinsdag 27 november 2007

Give Thanks

Afgelopen week was het hier Thanksgiving. Een fijn feest waar je ook als buitenlander gemakkelijk aan mee kunt doen. Je hoeft geen bepaalde religie aan te hangen en je hoeft geen US patriot te zijn. Eigenlijk hoef je alleen maar kalkoen te eten met familie, wat 92% van de Amerikanen dan ook doet. (Traditie is dat de president elk jaar een aantal kalkoenen gratie verleent. Deze kalkoenen ontsnappen aan de grote slachting en krijgen een luizenleventje op een of andere “farm” in Miami. Waarop een vriendin zei: “I wish our president would start doing that with some people!”)

Dus je krijgt vier dagen vrij om kalkoen te eten met familie? Nee, dat niet alleen natuurlijk. Met Thanksgiving is het tijd voor, de naam zegt het al, “give thanks”. Op school wordt de kinderen geleerd om na te denken waar ze allemaal dankbaar voor kunnen en moeten zijn. Een mooi gegeven, al word ik persoonlijk altijd een beetje moe van die Amerikaanse grijs gedraaide plaat: “I love my family, I love all my friends, I love my dog/cat, I love my little sister, I love my big brother”. En de ouders zich maar verkneukelen over hoe “cute” het allemaal niet is. (Het beeld van Amerikaanse kinderen is dat ze altijd blij zijn in hun volledig roze wereld. Tot de dag aanbreekt waarop ze met een geweer naar school gaan... Maar meer hierover volgende week)

Anyway: give thanks dus. Maar ook: give money! Met Thanksgiving is tevens het officiële “holiday season” aangebroken. Hoogtij voor de benefiet diners, benefiet concerten en alle andere vormen van liefdadigheid. De Amerikaanse overheid mag zuinig zijn met het uitdelen van geld aan goede doelen, maar Amerikanen in het particuliere circuit geven bakken met geld aan liefdadigheid (en doordat deze giften fiscaal aftrekbaar zijn, betaalt de Amerikaanse overheid daar uiteindelijk ook weer aan mee). Niet alleen gaat er via private giften veel geld naar arme, hongerige en zieke mensen; ook worden talloze musea, concertgebouwen, ziekenhuizen, universiteiten en scholen volledig gefinancierd door private giften.

Ik dacht dat het schoolgeld voor ons driejarig zoontje, dat gelijk staat aan een jaar studeren op een topuniversiteit, toch wel voldoende zou zijn om een goede school draaiende te houden. Niets blijkt minder waar. Vanaf de eerste week worden we bestookt met meer of minder directe verzoeken om mee te helpen aan “fundraising” voor de school. Allerlei giften en donaties worden van de ouders verwacht om de school een “topschool” te laten zijn. Het eerste verzoek kwam een paar weken geleden binnen. In het begeleidende, handgeschreven briefje (geschreven door een enthousiaste “volunteer mom”) werd duidelijk gemaakt dat $500 toch wel het minimum was voor deze bijdrage. Hoger mag natuurlijk altijd. Vanaf een bepaald bedrag wordt jouw naam speciaal vermeld in het blaadje van de school. Hoe hoger het bedrag dat je schenkt, hoe hoger de status. Bij een gift van $25,000 mag je als een soort erelid in de “Board of Trustees” van de school.

En zo werkt liefdadigheid dus ook. Liefdadigheid is heel persoonlijk. Niet alleen omdat Amerikanen zich persoonlijk verantwoordelijk voelen voor het leed in de wereld en het aanzien van hun scholen, ziekenhuizen en musea, maar ook omdat er een heel directe link is met macht en status. Niet alleen wil ik dat Central Park mooi blijft, maar nu ik zóveel geef, doe mij dan ook maar een gravure met mijn naam op een bankje in het park. Wel zo leuk voor het nageslacht. Of noem die ziekenhuisvleugel naar mij. Dan kan iedereen zien hoeveel goed ik heb gedaan. En als ik veel geef, word ik lekker uitgenodigd op allerlei fancy feestjes waar ik beroemde mensen kan ontmoeten. Sterker nog: door al mijn giften kan ik misschien zelf ook beroemd worden…

“A benefit is where you get to show off your new dress”, zegt de dertienjarige dochter van één van de hoofdpersonen in het boek “The Good Life” van Jay McInerney. In dit boek wordt de jetset van New York beschreven in de periode vlak na 11 september 2001. Ook hier wordt duidelijk wat een belangrijke rol liefdadigheid speelt in het verkrijgen en behouden van een bepaalde positie in de jetset. (recensie "The Good Life")

Maar is dit erg? Het geld stroomt uiteindelijk wel binnen en gaat naar goede doelen. Mensen worden zich bewust van de noden in de wereld en van hun eigen mogelijkheden om een verschil te maken. Dat is toch mooi?

Ja, aan de ene kant vind ik het mooi dat iedereen hier zo bewust bezig is met “Giving”, zowel van “thanks” als “money”.
Toch voel ik me er ook wat ongemakkelijk bij. Los van de vraag of het geld via de private giften wel altijd zo goed wordt besteed (hoe goed is het doel om de school een “topschool” te laten zijn, als je dit vergelijkt met het doel om de honger in Afrika te bestrijden?), heb ik zelf een ander beeld van liefdadigheid. Een beeld dat liefdadigheid moet zijn ingegeven door de wens om een ander te helpen en niet om je eigen positie te verbeteren. Dat het pas echt chique is om een enorme gift te doen, maar dan anoniem. Dat je beroemdheid niet kan kopen, maar moet verdienen door eigen prestaties. Maar misschien is dit wel heel ouderwets gedacht….

woensdag 21 november 2007

Thanksgiving

Helaas is er deze week geen post ivm de Thanksgiving Holiday. Wel staat er een nieuwe column van mij op www.elsevierjuridisch.nl

donderdag 15 november 2007

Employment at will

Vanaf deze week schrijf ik ook af en toe op de website van Elsevier Juridisch, www.elsevierjuridisch.nl

Voor iedereen die het leuk vindt om eens over een ander onderwerp te lezen: voor mijn column van deze week, ga naar employment at will

dinsdag 13 november 2007

Generation X

Iedere moeder kent wel die lichte (of minder lichte) wrijving met haar eigen moeder over de do’s en don’ts in de opvoeding van de kinderen. “Nee mam, het is NIET goed om een kind de hele nacht te laten brullen, zodat het leert wie de baas is in huis.” Of: “Nee, lollies geef ik NIET als beloning voor een goed rapport” Elke generatie heeft eigen ideeën over hoe kinderen moeten worden opgevoed en het enige dat we zeker weten is dat er over dertig jaar weer anders zal worden gedacht. Dan blijkt opeens uit onderzoek (want alles blijkt altijd uit onderzoek) dat we het nu helemaal verkeerd aanpakken met onze kinderen.

In de jaren negentig werd regelmatig gesproken over mijn generatie als “Generation X”. Het ging dan over twintigers zonder idealen die achter de beeldbuis gekluisterd nergens iets van vonden en met desinteresse en ironie de wereld beschouwden.

Onlangs las ik een boek waarin deze generatie (iedereen geboren ongeveer tussen 1965 en 1978) opnieuw uitgebreid werd beschreven. Het boek ging over marketing aan zeer jonge kinderen, uiteraard met name via marketing aan de ouders. Buy Buy Baby. Generation X heeft nu immers kinderen of begint kinderen te krijgen en daarom is deze groep van groot belang voor de marketing aan zeer jonge kinderen. Als marketeer kun je nooit te vroeg beginnen met consumenten aan je binden. “Cradle to grave marketing” heet dat, zo heb ik net geleerd. De Generation X ouders zijn de sleutel naar deze “cradle to grave marketing”. Vandaar dat marketeers sociologisch, antrolopologisch en andere wetenschappelijk onderzoek gebruiken of laten doen naar deze generatie. Interessant om eens te kijken wat dit onderzoek oplevert.

In Thomas’s boek lees ik:
“Marketers paint a portrait of childhood for that group, the first in which large numbers were raised in daycare (kinderdagverblijven). Forty percent were latchkey kids: those who were not in daycare brought house keys to school so they could open the doors to their empty homes while their parents were at work. And by 1980 one American child in six lived with a single parent – the mother in most cases. Some observers estimate that up to half of the families of Gen-X children divorced. The society in which Gen-X came of age didn’t inspire much hope…it was filled with “racial strife, homelessness, AIDS, fractured families and federal deficits. As a 2004 study of generational differences concluded, “Generation X went through its all-important, formative years as one of the least parented, least nurtured generations in US history….The one activity that united Gen-X children was watching TV”

Dat laatste geldt waarschijnlijk een stuk meer voor de US, maar toch klinkt een groot deel ook mij, opgegroeid in Nederland, bekend in de oren...

Later gaat het over de "Generation X" moeders:

“ Given the bleak portrait of their childhoods, one might expect Gen-X women to be numb and emotionally unavailable as mothers. In fact, the opposite is true. Because they did not have stability as children, marketers observe, stability means a great deal more to the Gen-X mothers now that they have their own families. Indeed, as a group, they do appear more stable than their mothers were: 70 percent are married. But a Gen-X mother is not a true traditionalist. According to market research, getting married is not as important to her as providing a stable household for her children; if she doesn’t meet the right person, she will either defer marriage of will choose to have children on her own”

“Marketers have also learned that Gen-X mothers’ top priority is spending as much time as possible with their kids. …Gen-X mothers do not share with Baby Boomer mothers the imperative to drive hard on the career track. According to WonderGroup’s survey research, 87 percent of Gen-X moms with kids of twelve and under said they would rather stay at home to raise their children than work at an office. If they can afford to, many do just that.”

Dus door massaal thuis te blijven met de kinderen probeert de generatie X moeder het eigen gemis aan huiselijkheid en gezinsleven te compenseren en haar kinderen alles te geven dat ze zelf heeft gemist…….Totdat zij daar dan weer in doordraaft en marketing research over dertig jaar aantoont dat het continu tijd doorbrengen met de kinderen deze nieuwe generatie heeft verstikt, waardoor die kinderen op hun beurt roepen: Kinderen moeten los van de moeder! Nooit meer "Intensive Mothering"! Waarna de moeder van deze nieuwe generatie dit zal proberen te compenseren en haar best zal doen om haar kinderen alles te geven dat ze zelf heeft gemist.

dinsdag 6 november 2007

Let go

J, mijn zoontje, is in september begonnen op school. Hij had het er in het begin moeilijk mee. Na school was hij nukkig, boos en uit zijn humeur. Na een tijdje kwam het hoge woord eruit. (of eigenlijk 1 van de hoge woorden) De jongetjes wilden niet met hem spelen. Ze speelden met power rangers en J wist niets van power rangers. In de winkel stond ik die middag met zo’n power ranger in mijn hand, een soort robot met een wapen. Kopen? Ik wil niet dat hij buiten de boot valt door een over-macrobiotische moeder die zijn weg naar populariteit in de klas afsnijdt. Aan de andere kant vind ik zo’n robot met een pistool wel wat gewelddadig voor een jongetje van drie en een half. Toch niet gedaan, hoewel ik zeker weet dat ik binnen korte tijd overstag ga. We hebben het er wel over gehad. Hoe hij andere spelletjes zou kunnen voorstellen en dat niet iedereen altijd met je wil spelen en dat dit soms een rotgevoel is. Maar dat hij zelf misschien ook niet altijd met iedereen wil spelen.

Mijn dochtertje T is nog een baby en is deze maand begonnen met drie dagen per week crèche. Als ik wegga, biggelen de tranen over haar wangen en als ik terug kom zegt de leidster: “I think she missed you very much today” Codetaal voor: “She has been crying all day”. Moeilijk, maar het is ook wel weer een eer als het huilen op miraculeuze wijze ophoudt als ik haar optil. Met een klein diertje tegen me aan loop ik naar buiten. Onbeschrijflijk lief.

Wat wil ik ze graag beschermen tegen de wereld. Ik wil de jongetjes in J’s klas bij hun kraag oppakken en ze dwingen om met de liefste jongen van de wereld te gaan spelen (En waarom niet? Dat is toch niet zo moeilijk?). Ik wil het uitschreeuwen tegen de leidsters waarom J nog steeds geen “helper of the day” is geworden, terwijl hij daar al zo lang (10 dagen) op wacht. Ik wil alle moeders en kindjes die J niet uitnodigen op een verjaardag door elkaar rammelen en uitschelden. Ik wil dat iedereen zijn tekeningen mooi vindt.

Ik wil niet dat T op de crèche in een bedje ligt waar ze niet goed kan slapen, of erger nog in een wipstoeltje in slaap valt tussen al het gedruis. Ik wil dat ze de hele dag wordt geknuffeld door de liefste leidster, die uiteraard nooit ziek mag zijn en geen vakantiedagen mag hebben. Ik wil dat nooit een leidster denkt: “daar heb je die huilbaby weer” (maar dat lijkt me ook sterk…) Ik wil dat niemand haar knuffeldoek vergeet of haar speentje.

Iemand zei laatst tegen mij: “It is the hardest thing with children. To let go” En het begint al zo vroeg. De behoefte om je kinderen te beschermen is zo’n intense oerdrang dat het moeilijk is om uit te besteden, omdat je weet dat anderen die oerdrang nooit zullen voelen met jouw kinderen.

De discussie in Nederland over thuisblijfmoeders en parttime werkende moeders wordt zo eendimensionaal en moreel veroordelend gevoerd. Het gaat over de cijfertjes en een sociale plicht om mee te helpen de vergrijzing op te vangen en vrouwen aan de top te krijgen. Natuurlijk wil ik dat vrouwen alle kansen krijgen en dat ze geen strobreed in de weg wordt gelegd om aan de top te komen. Maar de realiteit met kinderen is zoveel meer genuanceerd. Het is het gevecht tussen de oerdrang tot bescherming en de behoefte aan een carrière en dat blijft altijd een wankele balans die bovendien voor iedereen anders is. Deze struggle zou een plek moeten krijgen in de discussie.

Ik geloof dat het goed is voor ouders en ook voor hun kinderen om af en toe de zorg uit te besteden. Maar voor iedereen heeft dit “af en toe” een andere betekenis en ik ken niemand waarbij dat helemaal en altijd van een leien dakje gaat, welke keuze er ook is gemaakt. Omdat dit het moeilijkst is wat er bestaat: To let go.