dinsdag 30 oktober 2007

Daddy, look at me!

Al dat gepraat over Manhattan mommy’s. Hoe zit het eigenlijk met de Mahattan-daddy’s? Tja, daar zit het eigenlijk niet mee.
Vaders zie je hier in het kindercircuit maar weinig rondlopen. In 1965 besteedden Amerikaanse vaders gemiddeld 2,5 uur per week aan de zorg voor hun kinderen. Volgens een onderzoek van de universiteit van Maryland was dat in 2003 gestegen naar 7 uur per week. (artikel newsweek en artikel washington post)

In het weekend in Central Park kun je zien hoe die 7 uur worden ingevuld. Er zijn grofweg twee gedaantes waarin je de daddy’s dan ziet: de verveelde, onbetaalde oppas of de sportcoach.

De eerste variant zie je op zaterdagochtend als de speeltuinen opeens ook door vaders worden bezocht. Sommige vaders spelen echt heel leuk met hun kinderen, dat is waar. Maar het overgrote deel van de vaders zit achter de krant of met een blackberry in de hand zichtbaar te balen als de kinderen ook maar iets van aandacht vragen. “Daddy, daddy, look at me!!” Papa probeert de New York Times te lezen! Hij is hier duidelijk heen gestuurd door “mommy” die een paar uurtjes “me-time” heeft bedongen, waarbij ze stiekem hoopt dat daddy ook een beetje “connect” met zijn kinderen.

Maar daddy heeft hard gewerkt. In New York worden lange en intensieve werkdagen gemaakt. Alles gaat snel en moet gisteren af. En daar zit hij dan opeens in de speeltuin. Van de fast lane naar de snail trail. Opeens in een andere wereld waar hij eigenlijk het liefst weg wil. Hij kan er niet veel aan doen. Of toch? Die desinteresse is niet alleen ingegeven door de werkdruk op Manhattan, maar heeft ook te maken met de machocultuur die hier nog sterk heerst. In een speeltuin zitten met je kinderen is in een machocultuur niet echt manlijk en dus ongemakkelijk.

De andere variant is de sportcoach. Sport is één van de weinige vormen waarin vaders en zoons in een machocultuur contact met elkaar kunnen hebben. En dus wordt Central Park in het weekend gevuld met vaders die een vorm van sport beoefenen met hun zoon. Vaak is dit sporten van vader en zoon serieuze sport, ook voor daddy. Dit betekent dat zoonlief heel hard moet rennen om vader bij te houden. Het betekent dat er luid wordt aangemoedigd: “Come on buddy, you can do it!” Teleurstelling, frustratie of pijn komen niet voor in het verhaal.
Van de week zagen we een jongetje van zijn fiets vallen op straat. Eng, want vlak naast een auto. Het jongetje lag te huilen op straat en omstanders keken bezorgd of het wel goed ging en wie er bij het jongetje hoorde. Daar kwam de vader aangereden, in een sportoutfit en op zijn skeelers. Hij lachte alleen maar. “Come on, buddy, get up! Get up!” Een gezellige zondagmiddag samen sporten.

Misschien zat ik in Amsterdam wel in een opvallend progressieve cirkel, maar er waren een hoop vaders die luiers verschoonden en spelletjes speelden. Vaders verdiepten zich ook in de psyche van kinderen; waren soms bezorgd over hoe het met hun kinderen ging. Hier lijkt het soms alsof ik terugga in de tijd. En dat in de meest Europese, meest progressieve stad van Amerika.

Het is jammer dat al die “buddy’s” in de toekomst waarschijnlijk moeite zullen hebben met het uiten van emoties en dezelfde ongeïnteresseerde of fanatieke vaders zullen worden.

In “Raising Cain, protecting the emotional life of boys”, concluderen Kindlon en Thompson, twee beroemde kinderpsychologen van Harvard, dat vaders die een intensieve en emotionele band met hun zonen hebben, veruit in de minderheid zijn in dit land. Jongens worden opgevoed tot emotionele analfabeten, niet alleen door hun vaders, maar ook door hun moeders, aldus Kindlon en Thompson. Dit emotionele analfabetisme leidt tot grote problemen in de sfeer van alcohol, drugs en geweld. Bovendien wordt het gebrek aan emotionele opvoeding vaak gelegitimeerd door biologische argumenten. Alles ligt aan de testosteron: “boys will be boys!”. Kindlon en Thompson zeggen hierover: “Research provides no evidence of an association between testosterone and agressive behavior”

Naast het emotionele analfabetisme, veroorzaakt door aanwezige vaders (en moeders) komt nog het feit dat meer dan een derde van de kinderen in de VS zonder vader leeft en de helft van alle kinderen meemaakt dat de vader afwezig is op een bepaald moment in het leven. Bill Clinton noemde de afwezigheid van vaders in 1998 al “the single biggest social probleem in the United States”. Het ziet er niet naar uit dat de situatie veel beter is geworden.

Dit weekend waren we in het Museum of Natural History waar we in het planetarium de space show “Cosmic Collisions” bekeken. Een jongetje zat op schoot bij zijn vader. Bij de eerste grote klap van een “cosmic collission” trok de vader het jongetje dicht tegen zich aan en zei hem dat het best een beetje eng was. Het jongetje beaamde dat volmondig. Gelukkig, misschien één “buddy” minder.

dinsdag 23 oktober 2007

Lost in Translation

Nederlanders kunnen maar moeilijk omgaan met de taal van Amerikanen. OK, Amerikanen spreken Engels en de meeste Nederlanders spreken dat wel een beetje. Maar Nederlanders vinden alles zo overdreven. Waarom wordt alles zo uitvergroot? Gaat alles keer tien?

Het probleem zit hem in de vertaling. Eigenlijk zouden niet alleen de woorden moeten worden vertaald, maar ook de bedoeling. Pas dan snap je wat er echt wordt gezegd. Een voorbeeld van een gesprekje op straat:

“Oh My God, is that you? How GREAT to see you! You look AMAZING!!!
“Thank you, how ARE you?”
“I am doing great. How about you?”
“Good, good. I just LOVE this dress you are wearing”
“Thank you. I got it at X, they also have this absolutely fabulous dress from designer Y, it is really to DIE for. You should take a look, if you have some time”

Dit gesprekje zou in Nederland zo vertaald kunnen worden:
“He hoi, tijd niet gezien”
“Inderdaad, alles goed?
“Ja hoor, zijn gangetje. Bij jou?”
“Prima, leuke jurk trouwens”
“Ja, wel geinig he? Uitverkoopje bij X. Had helemaal niets meer voor de herfst, dus moest echt iets nieuws.”

Een Amerikaanse vroeg mij ooit waarom Europeanen toch zo somber zijn. Op "how are you?", zeggen Europeanen bijvoorbeeld "So, so" of "Could be better". Terwijl zij met "how are you" gewoon "hallo" bedoelt en niet een werkelijk antwoord verwacht. Waarop ik haar uitlegde dat bijvoorbeeld "So, so" niet altijd een teken van depressie hoeft te zijn, maar ook kan betekenen dat het toevallig vandaag gewoon even een beetje tegen zit. Hier in New York is het standaard antwoord op "how are you" "good" of "great", ook als je hoge koorts hebt of je poes net is overleden.

Om hier te kunnen overleven, is het belangrijk om goed te luisteren. Dus ook goed te letten op de signalen dat iets niet helemaal GREAT is. “I would feel a little bit uncomfortable doing that” betekent dat iemand iets ECHT niet wil doen. “We are not entirely sure if this would be the right approach”. Dat gaat dus niet door!

Als je hier een tijdje woont, raak je gewend en ook een beetje gehecht aan deze taal. Toen ik een paar jaar geleden de overstap terug maakte van mijn werk als advocaat in New York naar Amsterdam, schrok ik regelmatig van de taal van collega’s of cliënten. Op mijn mailtje kreeg ik een afwezigheidsassistent: “ik ben de komende maand op vakantie in Frankrijk. DOEHOEI!” (Ok, ik geef toe, dit was bij de gemeente Amsterdam) Of ik kreeg een reactie als: “Sanne, ik ben het hier NIET mee eens. Zie mijn opmerkingen in rood”. Terwijl ik in New York gewend was aan mailtjes in de trand van: ' This looks great. Thank you for your draft. However, I have a couple of suggested revisions. Hope you find them acceptable." Dit kon overigens net zo goed betekenen dat je niets had in te brengen en dat je de wijzigingen sowieso zou moeten accepteren.

In Nederland waren de mailtjes op het werk soms ronduit bot en onaardig, maar kon je in een gesprek wel sneller tot de kern doordringen. In New York zorgt de aardige taal voor een soepele omgang, maar is het soms moeilijk om te zeggen waar het op staat. Om hier mee om te gaan is een letterlijke vertaling niet voldoende. Zonder culturele vertaling blijven Amerikanen zich verbazen over de sombere Eureopeanen en blijven Europeanen maar denken: "Waarom zijn die Amerikanen toch altijd zo overdreven?"

dinsdag 16 oktober 2007

Teach carefully

Laatst besloot ik om eens een echt huiselijke middag met mijn twee kinderen te hebben. Om die huiselijkheid vorm te geven zou ik samen met J (3 en een half) gaan koken, terwijl T (8 maanden) lekker zou liggen te slapen. Pasta met gehaktballetjes. Ik geef toe, de keuze zelf is wat ongeïnspireerd, maar let op het educatieve element. Net zoals Jamie Oliver moeiteloos met zijn kinderen culinair bezig is, zou ik J betrekken bij het koken, waarvan hij dan zou leren, beter zou gaan eten (hij heeft het immers zelf gemaakt) en vooral zouden we enorm veel plezier hebben samen. “Kids LOVE to help out in the kitchen!!”

Ja, leuk vindt hij het wel. Hij mag gehakt kneden, tomaten in stukjes snijden en kruiden knippen. Wel moet je op je hoede zijn dat hij zich niet snijdt met dat prachtige, scherpe koksmes, dat hij geen rauw vlees in zijn mond stopt en dat hij toch echt weg moet blijven van het vuur. We zijn nog maar net begonnen, of T begint te huilen, terwijl het plan was dat zij het komende uur zou slapen. J moet in de huiskamer wachten tot ik haar heb verschoond, maar loopt voortdurend richting de keuken, waar inmiddels een pan met uien op het vuur staat. “NIET naar de keuken gaan”, roep ik van achter de commode (en waarom zijn net nu de doekjes op?). T gaat terug naar bed en J kan weer verder met leren over eten en hoe je dat zelf maakt en hoe leuk dat is. Hij wil eigenlijk alleen maar met het koksmes en niet met het botte peutermesje van Nijntje. Ik begrijp hem wel, want het mesje snijdt voor geen meter. Terwijl ik hem probeer uit te leggen dat het koksmes voor grote mensen is, klinkt weer gehuil uit de slaapkamer. Snel ren ik heen en weer om speen te geven en we zijn weer terug bij de gehaktballen en de quality time. Maar als we de balletjes in de pan hebben gedaan, klinkt weer gehuil, inmiddels meer gebrul, uit de slaapkamer. Daar gaat T weer; er is geen ontkomen meer aan. Ik moet haar uit bed halen. Ze slaat met haar armpjes op de commode. “Mam, ik wil niet dat geluid” is J’s commentaar op het gehuil van zijn zusje. En daar rent hij weer naar de keuken. Met T op mijn arm loop ik achter hem aan. NIET bij die hete pan. NIET met het mes. Dan gaat de telefoon. Ik moet opnemen, want het gaat over een belangrijke doktersafspraak. T blijft doorhuilen en terwijl ik probeer om de doktersassistente te verstaan, trekt J huilend aan mijn arm: “Mam, ik heb in mijn broek geplast!”

Op dit soort momenten gebeuren er altijd twee dingen. Ten eerste besluit ik om dezelfde avond vacaturesites te bekijken voor een nieuwe baan, die minstens fulltime moet zijn. Ten tweede moet ik altijd onwillekeurig denken aan een spotje van PBS (Public Broadcasting Services) waar een moeder in een vergelijkbare situatie op het punt staat om het uit te gillen: “Stop the noise!”. Dan bevriest het beeld en klinkt een stem: “ Will she lose it, or will she get a grip? After all, kids learn how to handle stress from you”. Hier in New York zie ik dergelijke spotjes en billboards vaak. “Stay close” is het advies als je kind een driftaanval heeft. Of “Talk to your child”. Prachtig vind ik de advertentie waar een klein meisje in de auto zit. Daarbij staat: ”Everytime you scream at a driver, she learns a lesson”. Het onderschrift zegt: ”You are always teaching. Teach carefully”. (adults and children together against violence) Misschien ligt het voor de hand, maar ik denk dat deze boodschap aan de meeste ouders, inclusief mijzelf, wel besteed is.

Hoe zinvol is het als de overheid of non-profit organisaties ouders in de media bestoken met goed bedoelde opvoedadviezen? Het heeft iets bevoogdends om ouders telkens zo aan te spreken. Mag ik niet zelf bepalen hoe ik mijn kinderen opvoed? En dat in een land als Amerika waar het individu toch koning is. Bovendien: heeft iedereen niet andere ideeën over opvoeding?

Bij mij werken de adviezen in ieder geval wel. Als ik op het punt sta om echt een keer in woede uit te barsen, denk ik toch even aan die ene reclame. “You are always teaching. Teach carefully” En realiseer ik me dat dit het mooiste en ook het zwaarste is van kinderen opvoeden: het goede voorbeeld geven.
Je altijd realiseren dat je kinderen er niet op uit zijn om je het leven zuur te maken en dat jij hun held bent (voorlopig dan nog even…).

Vaak vraag ik me af hoe dat gaat met ouders in de South Bronx of andere achterstandsbuurten die niet alleen de gewone stress hebben van verschillende kinderen (en ouders) met conflicerende behoeften, maar ook ernstige stress over een mogelijke uithuiszetting, verlies van een baan, geen geld voor eten, kleren, luiers etc. Als ik al af en toe met mijn handen in het haar zit, hoe moet het onder die omstandigheden zijn? Met een zekere regelmaat lees ik een afschuwelijk bericht in de krant over huiselijk geweld tegen kinderen. Helaas blijkt uit onderzoek dat het meeste geweld tegen kinderen voorkomt in de huiselijke sfeer. Misschien dat in dergelijke gevallen het opvoedingsadvies op televisie een druppel op een gloeiende plaat is, maar misschien dat de boodschap bij één iemand op dat moment net even het verschil maakt. Dat een vader of moeder misschien hulp gaat zoeken in plaats van doordraait.

Ik besluit in ieder geval:”Get a grip”. Ik vertel de doktersassistente dat ik haar helaas niet kan verstaan en haar later even zal moeten terugbellen. En ga daarna rustig J verschonen en T troosten. De reclame heeft weer eens gewerkt. Maar die vacaturesite moet ik vanavond echt gaan bekijken!

dinsdag 9 oktober 2007

Mommy Makeover

Een vriendin hier in New York is een trainingsgroep begonnen voor moeders die weer fit willen worden na de geboorte van hun kinderen. (mom in balance) Dus sta ik elke maandagavond (OK, misschien niet ELKE maandagavond…) in Central Park te genieten van het uitzicht, terwijl ik push ups en crunches doe. Vooralsnog geen six pack op mijn buik, maar toch een goed begin. Toch schijnt het moeilijk te zijn om weer helemaal je oude figuur terug te krijgen, zeker na de geboorte van je tweede kind. Iedereen kent die verhalen wel: de zwangerschapskilo’s gaan er niet af, heupen blijven breder en…waar zijn eigenlijk mijn borsten gebleven?

Maar niet getreurd. Daarvoor hebben we tegenwoordig de “mommy job”. Ik heb het hier niet over het gesleep met peuters, hoewel dit goed kan zijn voor de armspieren. Nee: ik heb het over plastische chirurgie. De mommy job bestaat uit een pakket dat in één keer afrekent met alle postzwangerschap klachten: een “tummy tuck” (weghalen buikvet), een borstlift met of zonder borstvergroting en liposuctie. Afgelopen week had de New York Times hierover een artikel. mommy job NYT Het schijnt dat steeds meer moeders hier kiezen voor deze “mommy makeover”. Tussen de $10,000 en $30,000 kost het; voor Europeanen gunstig met de huidige koers van de Euro!

In de Verenigde Staten wordt waarschijnlijk een stuk meer cosmetisch geopereerd dan in Nederland. Toch zijn in Nederland de programma’s over makeovers en dergelijke ook enorm populair. Somber word ik van dit soort programma’s en van plastische chirurgie in het algemeen. Eerder dit jaar maakte Sunny Bergman de opzienbarende documentaire “Beperkt Houdbaar” over de cosmetische industrie. (beperkt houdbaar) Gelukkig dat er mensen zijn als Sunny Bergman die proberen te vechten tegen het negatieve zelfbeeld dat vrouwen krijgen opgelegd via de dagelijkse stroom van reclame, billboards, glossy’s, etc. De hele dag door worden vrouwen geconfronteerd met een vrouwbeeld dat ver verwijderd is van elke realiteit. Logisch dat het zelfbeeld van vrouwen zo laag is. Aan de schoonheidseisen van deze tijd kan vrijwel niemand voldoen.

De vraag is wat we kunnen doen om de beeldvorming van vrouwen te veranderen en ervoor te zorgen dat vrouwen een positiever zelfbeeld krijgen. Sunny Bergman heeft met haar documentaire in ieder geval de discussie in Nederland aangewakkerd. Een goed begin.

Eén van haar oplossingen is het voeren van een juridische procedure tegen de schoonheidsindustrie. Omdat het lastig is om een procedure te voeren tegen het negatieve zelfbeeld van vrouwen, concentreert een dergelijke procedure zich op misleidende reclame van cosmetische bedrijven. Ik snap wel dat je iets moet doen om de aandacht te trekken, maar het blijft natuurlijk wel een beetje raar. Je klaagt dat de cosmetische industrie niet doet wat ze belooft: dat de crème die je koopt je niet 10 jaar jonger maakt, zoals in de reclame wordt verteld. Terwijl je eigenlijk vindt dat ze het überhaupt niet hadden moeten beloven, omdat ze daarmee bijdragen aan het idee dát je er 10 jaar jonger uit zou moeten zien. Een dergelijke procedure kaart dus niet het werkelijke probleem aan en is dan ook wat mij betreft niet erg zinnig.

Wél zinnig zijn de verschillende beleidsvoorstellen die naar aanleiding van de film zijn gedaan. Zo denk ik dat betere regulering van chirurgische ingrepen, meer aandacht voor media-educatie en duidelijker invulling van seksuele vorming in het curriculum van scholen, daadwerkelijk kunnen bijdragen aan een positiever zelfbeeld van vrouwen en meisjes.(voor meer info beleidsvoorstellen)

Uiteindelijk is het een vraag van verantwoordelijkheid. Moeten we de schoonheidsindustrie aanklagen en verantwoordelijk maken voor de onvrede over ons uiterlijk? Of moeten we misschien zelf proberen niet mee te doen aan het gevecht tegen zwangerschapsvet, rimpels en overhangende oogleden? Per slot van rekening is het een kwestie van vraag en aanbod. Zo lang wij verjongende crèmes blijven kopen, worden ze gemaakt en verkocht én wordt er reclame voor gemaakt. Aan de andere kant leven we in een beeldcultuur waar we elke dag met zóveel ideaalbeelden worden geconfronteerd dat het misschien wel erg moeilijk is om die beelden te negeren. No where to run, no where to hide.

Wat we in ieder geval kunnen doen is proberen onze dochters op te voeden met een positief zelfbeeld, daarbij ondersteund door overheidsbeleid zoals dit naar aanleiding van de film in Nederland is voorgesteld. We kunnen aan onze dochters uitleggen dat foto’s van modellen gefotoshopt zijn en niet echt. Dat het belangrijk is om gezond te eten, maar dat de broodmagere fotomodellen waarschijnlijk niet gezond eten. Dat je uiteindelijk gelukkig wil worden van wat je doet in je leven en niet alleen van hoe je eruit ziet. Dat interessante en leuke mannen geen gefotoshopte nepmeisjes willen, maar echte vrouwen (en dan maar hopen dat dit ook echt zo is!) Ik raad iedereen aan naar deze korte spot te kijken en je dan te realiseren welke beelden onze dochters elke dag zien en hoe ze hierdoor kunnen worden beïnvloed. onslaught

Mijn dochter is nog maar acht maanden. Ze lacht de hele dag, dus de beelden die zij binnen krijgt zijn waarschijnlijk tot nu toe allemaal vrolijk. Het idee dat zij op een gegeven moment ontevreden zou zijn over haar uiterlijk lijkt te idioot voor woorden. Maar als ze verder opgroeit in New York (en ook in Nederland, hoewel misschien in mindere mate), dan is dat helemaal niet ondenkbaar. Ouders kunnen niet álle beelden blokkeren waar hun dochters aan worden blootgesteld, maar we kunnen in ieder geval proberen het goede voorbeeld te geven. Dus geen "mommy job" voor mij, al was het maar om aan mijn dochter te laten zien dat moeder worden betekent dat een vrouwenlichaam verandert en dat dit prima is. Ik heb er per slot van rekening haar voor terug gekregen!

dinsdag 2 oktober 2007

Say Please!

Boodschappen doen in onze supermarkt “Fairway” is een ultieme oefening in beheersing. Stel je Albert Hein voor op zaterdagmiddag, alleen dan zijn de gangetjes twee keer zo smal, lopen er tien keer zoveel mensen, waarbij de meeste mensen vergezeld gaan van kinderwagen, rollator of speciaal bejaardenboodschappenkarretje. Iedereen loopt dezelfde route in hetzelfde tempo. Je kan dus nooit even snel doorlopen. Aan de andere kant is er ook geen tijd voor twijfel, wat voor mij eigenlijk de continue gemoedstoestand is in elke supermarkt. (ja ja, ik moet lijstjes maken en “mealplans”, maar daar heb ik geen ZIN in) En o wee, als je iets vergeten bent. Je kan eigenlijk niet terug, want iedereen loopt die vaste route en er is geen ruimte voor twee richtingverkeer.

Ik weet zeker dat in Nederland voortdurend serieuze ruzie uit zou breken. In ieder geval zou iedereen zuchten en steunen, boos kijken en klagen dat het toch te gek voor woorden is, dat het zo langer niet kan, etc..
Zo niet de New Yorkers in Fairway. De New Yorker in Fairway vindt het zeker ook niet leuk, maar glimlacht voortdurend naar de andere bezoekers om te bevestigen: “Wat is het toch vreselijk, ik vind het ook vreselijk, jij ook, toch? We are in this together” En om zich een weg te banen door de smalle gangetjes zegt de New Yorker elke minuut: ”Excuse me, Excuse me”. Iedereen heeft het moeilijk, iedereen probeert rustig adem te halen, maar niemand krijgt ruzie en niemand zucht of steunt of wordt boos.

In de speeltuin zie je hetzelfde. Daar leggen de ouders en de nanny’s het uit aan de kinderen. “Say excuse me” als je voorbij een kleiner kindje wil gaan op het klimrek. “Wait your turn” op de glijbaan. “Say thank you” tegen het jongetje van wie je een schep mag lenen in de zandbak. “Take turns” bij het spelen met de bal.
In Amsterdam stond mijn zoontje soms eindeloos te wachten bij de glijbaan; hij kwam simpelweg niet aan de buurt, want er waren grotere kinderen. Hier zou dat nooit voorkomen. “Now let the little boy take his turn!”

Het bijbrengen van manieren is hier een belangrijk onderdeel van de opvoeding. Nu het schooljaar weer is begonnen zie je overal boekjes liggen over manieren. “Manners and why they matter” of “Speak politely” of “Say Please!”. Allemaal boekjes om kinderen manieren of etiquette aan te leren. Op school wordt er ook veel aandacht aan besteed. Er is zelfs een aparte website waar ouders pakketten kunnen bestellen om te helpen bij het aanleren van manieren. Manners matter

Ik pluk daar dagelijks de vruchten van. Als ik tegen mijn buurmeisje van 3 zeg: “I like your dress”, antwoordt ze: “Thank you” Maar ook de man die de deur voor me openhoudt als ik sta te hannisen met mijn kinderwagen en een zware winkeldeur. De metrorijders die allemaal op stonden toen ze zagen dat ik zwanger was. Alle mensen op straat die iets aardigs zeggen over je kinderen. Het maakt het leven in het openbaar een stuk prettiger. Nederlanders hebben altijd hun mond vol over de zogenaamde oppervlakkigheid van Amerikanen. Dit soort manieren zou alleen maar aangeleerd en niet gemeend zijn. Het maakt me niets uit. Ik vind het heerlijk dat het is aangeleerd. En het grappige is dat het aanstekelijk is ook. Je wordt dus zelf ook steeds aardiger en behulpzamer en je humeur wordt er beter van.

Misschien vinden dit soort boekjes in Nederland ook wel gretig aftrek of wordt er wel veel aandacht besteed aan goede manieren (daar heb ik geen zicht op), maar ik heb er zelf nooit veel van gemerkt. Als ik kijk naar de gemiddelde omgangsvormen in een Amsterdamse supermarkt, bioscoop, restaurant of andere openbare gelegenheid, dan denk ik dat in ieder geval de inhoud nooit helemaal is overgekomen. “Fatsoen moet je doen”, was een slogan van Balkenende waar iedereen eigenlijk wat lacherig over deed. Maar het klopt wel. Het is alleen wel moeilijk om te doen als je het nooit hebt geleerd. Dus ik zou zeggen: “Fatsoen moet je leren”.