donderdag 10 januari 2008

The Experts

Met een lange wintervakantie in het vooruitzicht werd door een aantal moeders een “playdate”voorgesteld met J (die nu 3 en een half is). Die suggestie lijkt aanlokkelijk. Natuurlijk had ik ontzettend veel zin om lekker met het gezin voor de kerstboom te zitten, leuke dingen te gaan doen en het oude jaar uit te luiden. Aan de andere kant was er ook ergens een visioen van verveling, dreinen, lang binnen zitten, een overdosis televisie, leuke uitjes voor een driejarige die plaatsvinden tijdens de slaaptijd van een baby, een oppas die de hele vakantie niet kan. Heerlijk als je kind dan even een paar uurtjes uit spelen gaat bij een vriendje of vriendinnetje. De ene moeder een paar uurtjes vrij (dat wil zeggen: met één kind in plaats van twee), en de volgende keer de andere moeder een paar uurtjes vrij. Heerlijk toch?

Maar zo zit het concept van een playdate hier helaas niet in elkaar. Een playdate is helemaal geen paar uurtjes vrij voor de moeder. Als moeder word je namelijk geacht mee te gaan naar een playdate, omdat je op die manier jouw kind allemaal wijze lessen kan bijbrengen tijdens het spelen. Die wijze lessen komen meestal uit de meest recente “parenting manuals”.

Op de eerste playdate stelde J (gekleed in het roze rokje van zijn zusje, dat plotseling zijn lievelingskledingstuk is geworden) aan zijn vriendje voor om in het keukentje te gaan koken. “I love it when boys develop their feminine side!”riep de moeder. Ze vertelde dat haar man nog geen ei kon bakken, maar dat ze haar zoontje graag wat meer geëmancipeerd zou willen opvoeden. Onmiddellijk ging ze ernaast zitten en deed haar bestelling in het “pretend-restaurant”van onze aanbiddelijke zoontjes. Haar zoontje had zijn “feminine side”echter duidelijk iets minder ontwikkeld. Na een eerst enthousiaste “hug” ramde hij er lustig op los: op J dus. En hij sloeg best hard. J was voortdurend aan het huilen: “He hit me!” Nou denk je als moeder al snel dat het andere kind veel vervelender is dan jouw kind, maar in dit geval wist ik het zeker. Bij een playdate onttrekt namelijk niets zich aan het oog van de moeders.

Misschien toch wel goed dat ze mee is gegaan, dacht ik nog. De moeder nam haar zoontje telkens apart en sprak hem bezwerend toe: “Why did you do that? That is not nice. J is your friend! (lange uithaal) Are you hungry? Yes, I think you are hungry. Or tired? Oh, you must be so tired!” Het was tien uur ‘s ochtends, maar blijkbaar was deze kleine bulldozer al uitgeput? Ze bleef zich maar tegenover mij verontschuldigen. Ik begon op de klok te kijken om te zien hoe lang dit nog zou moeten gaan duren.
Toen het boze jongetje daarna niet het juiste koekje kreeg als snack, besloot hij zich helemaal over te geven aan een driftaanval, een “tantrum” heet dat hier. Zijn moeder bleef hem omhelzen en rustig toespreken. “What do you want, honey? No, do not hit mommy. Do you want to play with the trains?” (“divert the tantrum” heet dat, je schijnt zo’n driftaanval te moeten “omleiden” naar een andere stemming)

Ze moest toch koken van woede. Maar omdat de moeder niet boos werd en ik des te bozer, deed ik toen iets wat hier een grote VERBODEN DAAD is. Ik pakte de kleine bulldozer bij zijn schouders en keek hem aan: “There is NO HITTING in this house”, zei ik met boze stem. “If you do that one more time, the playdate is OVER!” Hij leek hiervan even zo geschrokken dat ze daarna een tijdje redelijk lief gingen spelen met de treinen.

Ik was bang dat ze het niet op prijs stelde, want het aanspreken van andermans kind is niet bepaald gebruikelijk. Misschien vond ze het wel vervelend, maar ze zei niets. Misschien was ze wel blij verrast. (niet mijn verdienste overigens: vreemde ogen dwingen nou eenmaal) Hoe dan ook, de driftaanval was gelukkig “omgeleid”.
Wij dronken onze koffie. Uiteraard naast de kindjes op de grond. In de oase van relatieve rust begon ze te vertellen hoe ze zich verdiepte in de psyche van haar zoontje. Dat dit gedrag neurologisch helemaal klopte, dat had ze gelezen in haar laatste boek. En dat haar zoontje J juist leuk vond en ze juist zoveel op elkaar leken… En dat hij daarom soms zo bazig kon zijn.

Een andere moeder had thuis een ware bibliotheek aangelegd van boeken die het gedrag van haar peuter verklaarden. “It explains SO much!”, vertelde ze blij. Haar dochter schreeuwde twee uur lang het hele huis bij elkaar. Dit keer durfde ik niet in te grijpen.

Bij een andere playdate rende de moeder, die net een tweede kindje had gekregen, het huis rond om te voetballen, haar postnatale buik nog zwabberend van de bevalling. “Als je even wil zitten? Ben je niet een beetje moe?”vroeg ik. “No, I feel GREAT!”, riep ze en ze was helemaal niet moe. Ze wilde gewoon intensief tijd besteden met haar dochter, omdat ze over tien dagen weer naar haar fulltime baan moest… Ze had gelezen dat het belangrijk was om vooral je oudste niet het gevoel te geven dat ze nu op de tweede plaats komt.

Tijdens weer een andere playdate vroeg een moeder zich af waarom haar dochter toch altijd wilde rennen. (omdat ze 3 jaar is?) Ze had daar nu een en ander over gelezen en haar dochter zou naar een soort atletiekclubje gaan om haar behoefte aan rennen te bevredigen.

De playdates van deze wintervakantie hebben in ieder geval weer een hoop kennis opgeleverd uit de laatste “parenting manuals”. Natuurlijk zijn we allemaal af en toe onzeker of we het wel goed doen. Waarom wordt mijn dochtertje altijd om vijf uur wakker? Waarom wil mijn zoontje uitsluitend pasta eten? Waarom is mijn dochter soms zo boos? Waarom, waarom, waarom? En vooral: wat kan ik eraan doen?

Ik kan me zo voorstellen dat in een dorp in vroegere tijden (ik zie meteen een soort Anton Pieck tafereeltje voor me…) ouders, zussen en ook de buren een handje meehielpen in de opvoeding. Dat tips en adviezen werden uitgewisseld tijdens het ophangen van de was. Dat een tante ook kon ingrijpen als een kind zich misdroeg. Of een buurvrouw. En dat dit niet werd gezien als verboden bemoeizucht, maar als hulp. In feite zou deze hulp nog steeds van harte welkom zijn. Zoals de titel van het boek van Hillary Clinton uit 1996 al zei: “It takes a village” (to raise a child) (It takes a Village)

De moderne moeder in de grote stad heeft echter een boekenkast vol met adviezen van zogenaamde experts; verder staat ze er alleen voor. De adviezen uit de boeken gaan toch wel erg vaak in de richting van onvoorwaardelijk begrip voor de leefwereld van het kind en weinig begrip voor de leefwereld van de moeder. Het kan misschien geruststellend zijn om te weten dat het vaker voorkomt dat een jongetje van drie driftaanvallen heeft. Maar ondertussen zit de moeder er midden in. En wordt ze er gek van! Bovendien suggereren al die boeken dat een moeder een enorme invloed kan uitoefenen op de ontwikkeling van haar kind. En dat ze er dus in feite verplicht continu moet ZIJN voor haar kind. Niet alleen fysiek, maar vooral ook emotioneel. Zo legde een moeder aan een vriendin uit hoe zij het redde met haar zeer jonge kinderen: “I just do not sleep” Haar “me-time” was van 3 tot 5 ’s nachts met de baby aan de borst. Ongetwijfeld is deze leefstijl ook ergens in een handboek aangeraden.

In zijn boek “Paranoid Parenting” uit 2002 schreef Frank Furedi al dat het misschien wel het beste voor je kind is om alle adviezen van de experts te negeren. (Paranoid Parenting) Moeten we niet eens gaan leren dat wij zelf de beste experts zijn? En vooral dat we niet zulke rare eisen aan onszelf moeten stellen? Misschien onze kinderen soms gewoon wat meer met rust laten tijdens het spelen en alleen ingrijpen in noodgevallen? Dan kunnen we misschien een keer een gesprekje over onszelf voeren tijdens ons kopje koffie?

De wintervakantie is voorbij en ik heb een pauze ingelast. De komende tijd even geen playdates meer!