J, mijn zoontje, is in september begonnen op school. Hij had het er in het begin moeilijk mee. Na school was hij nukkig, boos en uit zijn humeur. Na een tijdje kwam het hoge woord eruit. (of eigenlijk 1 van de hoge woorden) De jongetjes wilden niet met hem spelen. Ze speelden met power rangers en J wist niets van power rangers. In de winkel stond ik die middag met zo’n power ranger in mijn hand, een soort robot met een wapen. Kopen? Ik wil niet dat hij buiten de boot valt door een over-macrobiotische moeder die zijn weg naar populariteit in de klas afsnijdt. Aan de andere kant vind ik zo’n robot met een pistool wel wat gewelddadig voor een jongetje van drie en een half. Toch niet gedaan, hoewel ik zeker weet dat ik binnen korte tijd overstag ga. We hebben het er wel over gehad. Hoe hij andere spelletjes zou kunnen voorstellen en dat niet iedereen altijd met je wil spelen en dat dit soms een rotgevoel is. Maar dat hij zelf misschien ook niet altijd met iedereen wil spelen.
Mijn dochtertje T is nog een baby en is deze maand begonnen met drie dagen per week crèche. Als ik wegga, biggelen de tranen over haar wangen en als ik terug kom zegt de leidster: “I think she missed you very much today” Codetaal voor: “She has been crying all day”. Moeilijk, maar het is ook wel weer een eer als het huilen op miraculeuze wijze ophoudt als ik haar optil. Met een klein diertje tegen me aan loop ik naar buiten. Onbeschrijflijk lief.
Wat wil ik ze graag beschermen tegen de wereld. Ik wil de jongetjes in J’s klas bij hun kraag oppakken en ze dwingen om met de liefste jongen van de wereld te gaan spelen (En waarom niet? Dat is toch niet zo moeilijk?). Ik wil het uitschreeuwen tegen de leidsters waarom J nog steeds geen “helper of the day” is geworden, terwijl hij daar al zo lang (10 dagen) op wacht. Ik wil alle moeders en kindjes die J niet uitnodigen op een verjaardag door elkaar rammelen en uitschelden. Ik wil dat iedereen zijn tekeningen mooi vindt.
Ik wil niet dat T op de crèche in een bedje ligt waar ze niet goed kan slapen, of erger nog in een wipstoeltje in slaap valt tussen al het gedruis. Ik wil dat ze de hele dag wordt geknuffeld door de liefste leidster, die uiteraard nooit ziek mag zijn en geen vakantiedagen mag hebben. Ik wil dat nooit een leidster denkt: “daar heb je die huilbaby weer” (maar dat lijkt me ook sterk…) Ik wil dat niemand haar knuffeldoek vergeet of haar speentje.
Iemand zei laatst tegen mij: “It is the hardest thing with children. To let go” En het begint al zo vroeg. De behoefte om je kinderen te beschermen is zo’n intense oerdrang dat het moeilijk is om uit te besteden, omdat je weet dat anderen die oerdrang nooit zullen voelen met jouw kinderen.
De discussie in Nederland over thuisblijfmoeders en parttime werkende moeders wordt zo eendimensionaal en moreel veroordelend gevoerd. Het gaat over de cijfertjes en een sociale plicht om mee te helpen de vergrijzing op te vangen en vrouwen aan de top te krijgen. Natuurlijk wil ik dat vrouwen alle kansen krijgen en dat ze geen strobreed in de weg wordt gelegd om aan de top te komen. Maar de realiteit met kinderen is zoveel meer genuanceerd. Het is het gevecht tussen de oerdrang tot bescherming en de behoefte aan een carrière en dat blijft altijd een wankele balans die bovendien voor iedereen anders is. Deze struggle zou een plek moeten krijgen in de discussie.
Ik geloof dat het goed is voor ouders en ook voor hun kinderen om af en toe de zorg uit te besteden. Maar voor iedereen heeft dit “af en toe” een andere betekenis en ik ken niemand waarbij dat helemaal en altijd van een leien dakje gaat, welke keuze er ook is gemaakt. Omdat dit het moeilijkst is wat er bestaat: To let go.