Toen ik zeven jaar geleden op Manhattan werkte als advocaat, was ik diep onder de indruk van het arbeidsethos in deze stad. Iedereen werkte veel en hard. Ook het aantal vrouwen met serieuze carrièrebanen, inclusief moeders, vond ik opvallend hoog. Inspirerend voor mij om vrouwelijke rolmodellen te hebben en een voorbeeld voor Nederland, vond ik. In Nederland zag ik in de advocatuur nauwelijks vrouwelijke partners; hier in New York waren dat er een stuk meer.
Ik verkondigde dan ook aan iedereen hoe vrouwen hier zoveel meer geëmancipeerd waren. In Nederland ergerde ik me eraan dat al die hoogopgeleide vrouwen hun carrière aan de wilgen hingen na het krijgen van kinderen door te gaan werken in kleine, parttime baantjes. Niet nodig, dacht ik. Wat zaten die vrouwen de hele dag te doen? Soaps te kijken? Zonde: wat een kapitaalvernietiging. Heb je eerst al die jaren besteed aan een goede opleiding en werkervaring. Komt puntje bij paaltje, stap je uit de race. Gewoon een schoonmaakster nemen, goede opvang zoeken voor de kinderen en dóór op die “corporate ladder”.
De werkelijkheid was anders, heel anders. Ik had nog geen rekening gehouden met de verliefdheid die ik voelde voor mijn pasgeboren, hulpeloze baby. Ik wist nog niet dat het krijgen van een kind niet een korte onderbreking is van die o zo belangrijke carrière, maar een emotionele aardverschuiving. Dat het onvoorstelbaar moeilijk is om je kind achter te laten bij iemand anders. En dat, zelfs al heb je de beste kinderopvang denkbaar, het moederschap niet ophoudt buiten de kantoortijden, maar altijd doorgaat. Dat het moeilijk is voor moeders om hun carrière te vervolgen op dezelfde manier als voorheen, simpelweg door een gebrek aan tijd. Dat dezelfde fulltime werkende moeders, die ik zo bewonderde, een enorme prijs betalen voor hun carrière. Dat ze vaak direct zouden kiezen voor parttime werken, als hen die mogelijkheid zou worden geboden. Omdat ze het grootste deel van de ontwikkeling van hun kinderen moeten missen.
De zogenaamde powerfeministen, zoals Heleen Mees, pleiten precies voor datgene wat ik destijds propageerde. Ik volg de redenering dus, want ik dacht er vroeger ook zo over.
Toch is het als Nederlandse moeder (okay, ik woon in New York, maar ik blijf een Nederlandse moeder) beledigend om aan te horen hoe wij zitten te niksen, schaapachtig zijn, een echte carrière zouden moeten nastreven etc. Terwijl voor mij het moederschap de meest uitdagende “baan” is tot nu toe en zoveel meer gecompliceerd dan een “gewone baan” op een kantoor. Thuisblijfmoeders en parttime werkende moeders blijven naar hun hoofd geslingerd krijgen dat ze “niets doen” en zich wel enorm moeten “vervelen”. Nou, vervelen doen al die moeders zich niet, geloof me. De taken van een moeder zijn ontelbaar en gaan altijd door. En daarbij komt: ze zijn van onschatbaar belang.
Fleur Jurgens breekt een lans voor deze thuisblijfmoeders en alle andere moeders met parttime banen, in haar nieuwste boek Leve de burgertrut. De burgertrut moet in ere worden hersteld als hoedster van de moraal, die het vuil van de boze buitenwereld letterlijk en figuurlijk buiten de deur houdt. Haar kinderen brengt zij normen en waarden bij door rust, reinheid en regelmaat in het huishouden te brengen. Haar echtgenoot moet weer het respect krijgen dat hij verdient als kostwinner voor het gezin. Het gezin terug als hoeksteen van de samenleving. Jurgens schrijft:
“Het is tijd het alledaagse, het onopvallende, het vanzelfsprekende, het onbaatzuchtige, het opofferingsgezinde weer op waarde te schatten. Het is tijd voor een herwaardering van oude huiselijke waarden. Het is tijd voor een rehabilitatie van het gezin, dat dankzij haar ongeëvenaarde kracht alle aanslagen heeft overleefd. Daarom dit pamflet: Leve de burgertrut!”
Een logische reactie op al die kritiek op moeders van powerfeministen, maar ook van de overheid. Er zou eens wat meer waardering moeten komen voor wat moeders allemaal betekenen voor hun kinderen, hun echtgenoten, maar ook voor de samenleving.
Toch zie ik aan de andere kant in al die thuisblijfmoeders en parttime werkende moeders in mijn omgeving niet allemaal blije burgertrutten, die met veel plezier en liefde hun carrière hebben opgegeven. De gevoelens zijn gemengd. Aan de ene kant is er de vastberadenheid om er te zijn voor onze kinderen. Aan de andere kant is er ook een bepaalde desillusie. Tijdens school, studie en in de eerste serieuze banen gaan we (want ik heb het hier over mijn generatie hoog opgeleide vrouwen) gelijk op met de mannen en in onze relaties is sprake van gelijkwaardigheid. Toen we nog geen kinderen hadden, konden we ons niet voorstellen dat dit anders zou worden na de bevalling. We zouden een team zijn en de opvoeding van de kinderen samen op ons nemen. Maar dat wordt toch allemaal net iets anders op het moment dat er kinderen komen. Degene met het hoogste inkomen (bijna altijd: de man) blijft meestal fulltime werken en de vraag wie de zorg en opvoeding voor de kinderen gaat combineren met haar baan wordt een levensgroot dilemma in het leven van de moeder en niet van de vader.
In het boek van Ann Crittenden The Price of Motherhood (uitgegeven in 2001) las ik vandaag over een historisch debat in New York. In 1909 organiseerden twee vrouwenorganisaties een debat tussen Charlotte Perkins Gilman en Anna Shaw, twee prominente feministes uit deze tijd. Het onderwerp van het debat was de economische waarde van vrouwelijke huishoudelijke taken, inclusief de opvoeding van kinderen.
Gilman nam het standpunt in dat de grote meerderheid van de Amerikaanse middenklasse vrouwen onproductieve parasieten waren. Gilman:
“An “unpaid wife” is a domestic servant in the extremely wasteful and expensive class of one servant to one man”.
Werk voor het gezin zou nooit dezelfde waardering krijgen als werk buitenshuis:
“There is no equality in class between those who do their share in the world’s work in the largest, newest, highest ways and those who do theirs in the smallest, oldest, lowest ways”, aldus Gilman.
Gilman wilde gezinnen afschaffen en mensen in appartementen laten wonen waar door professionele staf gezorgd zou worden voor eten, schoonmaken, de was en de zorg voor kinderen. (een beetje zoals de huishoudens in het hedendaagse New York met fulltime housekeepers en nanny’s?) Gilman had duidelijk een afkeer van het gezinsleven en gooide de zorg voor kinderen op één hoop met alle andere huishoudelijke taken.
Shaw vond dat er wel degelijk verschil was tussen een “domestic servant” en een huisvrouw. Een huisvrouw creëert een thuis voor haar kinderen, terwijl een “domestic servant” slechts het huis onderhoudt. Shaw stelt dat huisvrouwen:
“put something economically valuable into (the husband’s income) which has increased, if not its incoming power, at least its outgoing power.”
Daarvoor, concludeerde zij, zouden huisvrouwen en moeders gecompenseerd moeten worden met een eigen inkomen dat proportioneel zou moeten zijn aan de positie die het gezin als geheel innam in de samenleving.
Het vrouwelijke publiek had er geen moeite mee om te bepalen met wie ze het eens waren: de meerderheid was het volledig eens met Shaw. Toch zijn het de ideeën van Gilman die de meeste navolging kregen binnen het feminisme.
“Shaw won the debate but lost the battle”, concludeert Crittenden:
“As that evening in New York illustrated, at the turn of the twentieth century, the women’s movement contained two contradictory strands: one that denigrated women’s role within the family, and one that demanded recognition and remuneration for it. The first argued that only one road could lead to female emancipation, and it pointed straight out of the house toward the world of paid work. The second sought equality for women within the family as well and challenged the idea that a wife and mother was inevitably an economic “dependent” of her husband.
For the rest of the twentieth century, the women’s movement followed the first path, and it lead to innumerable great victories. But in choosing that path, many women’s advocates accepted the continued devaluation of motherhood, thereby guaranteeing that feminism would not resonate with millions of wives and mothers”
Wat klinkt het debat van 1909 mij bekend in de oren. Op dit moment wordt in Nederland precies dezelfde discussie gevoerd. Gelijkheid tussen man en vrouw lijkt te zijn bereikt. De kink komt pas in de kabel als vrouwen moeder worden. Dan lopen de verhoudingen scheef en de moeders betalen de prijs. Economisch, bedoel ik dan.
Werk van moeders wordt nog steeds economisch niet gewaardeerd en moeders lopen dan ook economische risico’s als zij afhankelijk worden van hun echtgenoten. Daar heeft Jurgens het niet over. Als de echtgenoot van de burgertrut wegloopt, dan zit ze met de gebakken peren en moet ze alsnog aan de betaalde arbeid. (Of liep hij weg omdat zijn vrouw op hem zat te vitten en hem niet voldoende waardeerde voor het op zich nemen van zijn traditionele mannentaken? Dit lijkt wel te worden gesuggereerd met Jurgens’ kritiek op vrouwen die de arme mannen maar niet hun welverdiende rust gunnen)
Volgens Crittenden is het verhogen van de status van moeders door het meer waarderen van hun werk in het gezin “the great unfinished business of the women’s movement”.
Dat is niet eenvoudig en er zijn een hoop valkuilen. Zo moeten we ervoor waken dat, als de opvoeding van kinderen meer wordt gewaardeerd, vrouwen niet weer in een ondergeschikte positie terecht komen. De winst van vrouwen op de werkplek zou wel eens in gevaar kunnen komen. Ook moeten we ons serieus afvragen of de grote nadruk op het immense belang van een goede opvoeding van kinderen ook kan gaan werken als een excuus voor het verlies van een carrière voor moeders.
Het debat in New York uit 1909 is opvallend actueel. Nog steeds is er geen definitief antwoord op de fundamentele vragen over de waardering van het werk van moeders. Het zou zinvol zijn als de discussie in Nederland eens zou gaan over een nadere invulling van deze “great unfinished business”.